Witgewassen
Gisteren, 09:00
Vanaf eind deze week mogen we er weer in. De restauratie van de Notre-Dame in Parijs is voltooid, op wat exterieurwerkzaamheden na. Grootspraak, dacht iedereen toen president Macron beloofde dat de klus in vijf jaar geklaard zou zijn, maar mede dankzij schenkingen van honderden enorme eikenbomen uit heel Frankrijk en maar liefst zo’n 840 miljoen euro uit de hele wereld is het inderdaad gelukt. In een meer dan twee uur durende livestream mochten we over de schouder van de president meekijken naar het resultaat. Dat was wel even slikken.
Twee beroemde literaire teksten hebben bij mij een diep ontzag gewekt voor de grote Europese kathedralen, met name de Franse. Zo is daar de prachtige, quasi eindeloze beschrijving die Umberto Eco geeft van het entreeportaal van de fictieve abdij waarin ‘De naam van de roos’ zich grotendeels afspeelt en die is geïnspireerd door de portalen van de kathedralen in Amiens, Saint-Denis en Chartres. Veel indrukwekkender nog vind ik het derde boek uit ‘De klokkenluider van de Notre-Dame’, waarin Victor Hugo een beschouwing wijdt aan de kathedraal zelf, de werkelijke titelheld van zijn roman. (In de oorspronkelijke Franse titel, ‘Notre-Dame de Paris’ is de klokkenluider tenslotte in geen velden of wegen te bekennen.)
Hugo schrijft over de kathedraal als een testament in steen. Hij roemt de evenwichtige schoonheid ervan, evenals de beeldende, verhalende kracht en daarmee de enorme invloed van het gebouw op een nog grotendeels ongeletterde bevolking. Ook bewondert hij de manier waarop de ‘geologie’ van de kerk, alsmaar uitgesprokener gotische afzettingen op een romaanse basis, een afspiegeling is van de geschiedenis van de eeuwen waarin ze werd gebouwd. Hij beschouwt de kathedraal niet als een getuigenis van het goddelijke, tot stand gebracht door een geniale eenling, maar juist als een diep menselijk en sociaal construct.
Het is inspirerend om zo naar deze architectonische wereldwonderen te kijken. Als bijna onvoorstelbare collectieve prestaties, het summum van bouwkunst in zowel kunstzinnig als technisch opzicht, die hoog boven de stad uittorenend eeuwenlang haar identiteit bepaalden. Denk aan de hoeveelheid bloed, zweet en tranen die daarbij vergoten is, aan de angst en de trots, de vroomheid en schijnheiligheid, de macht en de onderdrukking die ermee gemoeid waren. Denk aan alles wat er zich sindsdien in en omheen afspeelde, van doopceremonie tot revolutie. Het was in de Notre-Dame de Paris, niet in Reims, dat Napoleon zichzelf tot keizer kroonde.
Aan de kathedraal waarin we Macron met grote ongelovige ogen zagen glunderen lijkt dat alles volledig voorbij te zijn gegaan. Alles is weer heel, gelukkig, maar ook schoner dan schoon en de vers vergulde engelenkopjes in de gewelven schitteren helderder dan – vermoedelijk – ooit. Misschien nog wel het ergste: het interieur baadt, in ieder geval tijdens deze livestream, tot in de verste hoeken in een zee van ongemakkelijk gelijkmatig LED-licht. Inderdaad, zoals ik ergens las, als de lobby van een vijfsterrenhotel.
De 29-jarige (!) Victor Hugo publiceerde zijn roman in 1831. De kathedraal was er toen slecht aan toe. Natuurlijk vanwege de tand des tijds, wat Hugo kon billijken, maar ook vanwege verminking onder de handen van recentere architecten, wat hij streng veroordeelde. Zijn roman bracht, zoals beoogd, in Frankrijk een herwaardering van de middeleeuwse kunst op gang en leidde tot het besluit om de kerk vanaf 1845 onder leiding van Viollet-le-Duc te restaureren. Die restauratie, waaraan we onder meer het übergotische spitsje op de viering te danken hebben, wordt in veel opzichten ook vandaag nog als exemplarisch gezien.
Je vraagt je af wat de restauratiearchitecten van nu bezield heeft bij het maken van hun keuzes – ervan uitgaand dat ze niet van hogerhand zijn aangestuurd. Natuurlijk, elke restauratie is tot op zekere hoogte een werk van fictie, maar wie zat er te wachten op een Notre-Dame die eruitziet alsof het, zoals architectuurhistoricus Koen Ottenheym in de Volkskrant zei, weer opnieuw 1190 is? Met welke visie of met welk recht zijn de sporen van het verleden, sommige tot eer strekkend en andere tot schaamte, zo rigoureus uitgewist? Wat blijft er over van een monument nadat het is witgewassen?
Oog in oog met de grote kathedralen heb ik vaak het gevoel gehad dat ik beleefde wat historicus Johan Huizinga een ‘historische sensatie’ noemde; een intense emotionele reactie waarbij de geschiedenis bijna voelbaar wordt. Die momenten behoren tot de meest overweldigende architectonische indrukken die ik me herinner. Het heeft er alle schijn van dat dergelijke ervaringen in Notre-Dame nu zelf ook tot het verleden behoren. En hoewel we van geluk mogen spreken – het had tenslotte allemaal veel ernstiger kunnen aflopen – vind ik dat toch jammer.
Joost Ector is architect-directeur van Ector Hoogstad Architecten. Voor Architectenweb schrijft Joost Ector iedere maand een column, waarin hij ontwikkelingen die van invloed zijn op het architectenvak van duiding voorziet.