Staand voor ons hotelletje zag ik aan de overkant van de straat een voor Parijse begrippen heel gewoon pand: negentiende-eeuws, zes verdiepingen met kap en opgetrokken uit de bekende Lutetische kalksteen. Symmetrisch en natuurlijk neoclassicistisch, met fraaie sierlijsten, balkonhekjes van mooi krullerig smeedijzer, schattige dakkapelletjes. In de middenpartij twee iets te korte pilasters met verhoudingsgewijs iets te zware Korintische kapitelen. Ik maakte een geslaagde foto. Onderweg naar Versailles, dat ik voor het eerst bezocht, overwoog ik die op Instagram te posten als een kleine liefdesverklaring aan zoveel terloopse schoonheid. Maar uiteindelijk zag ik daarvan af. Zelfcensuur, realiseerde ik me toen ik in de Eurostar terug naar Rotterdam de krant las.
Die berichtte over een nieuwe rechtsextremistische poging om architectuur in te zetten in de snel uitdijende cultuuroorlog. In 2025 is het honderd jaar geleden dat het Bauhaus verhuisde naar Dessau en daar zijn iconische, door Gropius ontworpen behuizing betrok. De AfD in de Duitse deelstaat Saksen-Anhalt verzet zich tegen de viering van dat historische gegeven. Ze wijst deze ‘verheerlijking’ af en stelt de denkbeelden en de waarden van het Bauhaus ter discussie. Op zich mag dat, maar de argumenten die ze daarbij hanteert lijken sprekend op die waarmee de Nazi’s in 1933 het inmiddels naar Berlijn verkaste opleidingsinstituut verboden. Die gelijkenis is geen toeval, maar een (nauwelijks) gecodeerde geloofsbrief, een provocerende, bewust zelf gehesen red flag.
Verbijsterend. Ruim een eeuw na haar ontstaan blijft modernistische architectuur, met haar voorliefde voor sobere vormgeving en haar kosmopolitische oriëntatie, een doorn in het oog van rechtsextremisten. Zij zien haar radicale breuk met ambacht en lokale tradities als ‘ontaarding’ en daarmee als oorzaak van een gevoel van vervreemding. Niet alleen in Duitsland. In Nederland is dit soort redeneringen geuit door mensen zoals Thierry Baudet en Martin Bosma, de voorzitter van ons parlement. Het Franse Rassamblement National wijt de toestand in de banlieus gedeeltelijk aan de daar (vaker) aanwezige brutalistische architectuur en in Polen en Hongarije stellen regeringspartijen voor om alleen nog traditionalistische architectuur te tolereren.
In de VS ging oud-president Trump zo ver om in 2020 de Executive Order on Classical Architecture uit te vaardigen, waarin werd gestipuleerd dat nieuwe overheidsgebouwen uitsluitend nog mochten worden gebouwd in classicistische stijl. Want hoe zeer ze ook voorvechters zeggen te zijn van de eigen cultuur, classicisme – hoewel feitelijk de eerste international style – kunnen al deze types op een of andere manier toch zeer waarderen, getuige ook het beeldmerkje van Forum voor Democratie.
En zo zijn we dus in de vreemde situatie terecht gekomen waarin architectonische stijlkenmerken door de buitenwacht worden gepolitiseerd, terwijl het hele begrip ‘stijl’ architecten zelf totaal niet meer bezighoudt. Die zijn juist blij dat ze verlost zijn van de tucht van het onderwijzersmodernisme en dat ze weer vrijelijk kunnen putten uit alle inspiratie die drieduizend jaar architectuurgeschiedenis ze te bieden heeft. Die vrijheid mogen we ons niet meer laten afnemen.
Maar dan ook niet zwichten voor zelfcensuur! Daarom hecht ik eraan om te verklaren, ook alvast met het oog op de ons in het vooruitzicht gestelde tribunalen, dat mijn architectuurhistorische voorkeuren noch mijn ontwerpen politiek gemotiveerd zijn. Als ik de loftrompet steek over classicisme, met zijn harmonische verhoudingen en charmant koppige maar vergeefse pogingen om die in formules en regeltjes te vatten, of als u symetrieassen ontwaart in mijn gevelontwerpen, dan mag u daar geen rechtsextremistische sympathieën in lezen. Als ik kies voor baksteen en topgeveltjes, leid daar dan niet uit af dat ik een nationalist zou zijn. En andersom: als ik in de bres spring voor het Bauhaus, of als ik besluit ergens wit stucwerk of grote glaspuien voor te stellen, denk dan niet dat ik daarmee neomarxistische propaganda bedrijf. En als ik me sterk maak voor circulariteit, houten gebouwen en biobased materialen, probeer me dan niet te diskwalificeren als woke.
In dit wereldwijde verkiezingsjaar zien we hoe de radicalisering versnelt en hoe de retoriek steeds onverbloemder en schaamtelozer wordt. Terwijl het ergste misschien zelfs nog moet komen. Ook is steeds beter voelbaar wat polarisatie in de praktijk betekent. Dat de flanken steeds extremer worden hoeft niet te verbazen, maar wat me wel verrast is om te merken dat het steeds moeilijker wordt om zelf standvastig in het midden te blijven. Alles wordt onderwerp van tegenstelling en de verleiding neemt toe om – al was het maar uit weerzin, of uit angst om beschuldigd te worden van wegkijken of schone-handen-politiek – zelf ook steeds uitgesprokener te worden. Dat wil ik niet.
Ik wil gewoon mooie gebouwen maken voor enthousiaste mensen van wie ik gelukkig niet eens weet wat ze stemmen. Gewoon lekker doorpolderen in ontwerpteams en gebruikersoverleggen en lekker escapistisch discussiëren over esthetiek of, voor mijn part, bouwkosten. Zo lang het nog kan: laat me.
Joost Ector is architect-directeur van Ector Hoogstad Architecten. Voor Architectenweb schrijft Joost Ector iedere maand een column, waarin hij ontwikkelingen die van invloed zijn op het architectenvak van duiding voorziet.