Biofobie
15 juni 2021, 9:15
Waar kijken we eigenlijk naar? Dat vroeg ik me – hardop – af toen ik onlangs tijdens een rondleiding door een nieuw onderwijsgebouw voor een rechthoekig groen reliëf stond. Het was een mosschilderij, vertelde de opdrachtgever, bedoeld om de akoestiek in het atrium te verbeteren, gemaakt van levend mos, dat je geen water hoeft te geven. “De komende dertig jaar hebben we hier geen onderhoud aan”, zei hij tevreden.
Mosschilderijen zijn in de mode. Ik zie ze in scholen, restaurants en bedrijven die een ‘groene’ sfeer danwel imago willen creëren, maar geen ruimte willen inleveren, en niet werkelijk zorg willen dragen voor de planten.
Het gesloten groensysteem van het mosschilderij is vergelijkbaar met het – al net zo hippe – plantenterrarium; stopflessen gevuld met planten die zichzelf in leven houden. Ze zijn het tegenbeeld van de ‘tuinen die van oudsher met ziel en zaligheid worden gekoesterd’, zoals beschreven in het boek De ontsloten tuin dat ecoloog en fotograaf Dennis Moet vorig jaar uitbracht. ‘Over lusthoven, tuintovenaars en bloementaal’, luidt de ondertitel die me verleidde het te lezen. De schoonheid van de (omsloten) tuinen in Midden-Engeland inspireerde Moet tot een boeiend onderzoek naar de West-Europese tuinkunst, en hoe onze omgang met de natuur door de eeuwen heen is veranderd.
Door de prachtige beelden van tuinen en macrofoto’s van gedroogde bloeiende planten kreeg ik spontaan zin om het doorgeschoten gras te maaien. Zwetend achter de rolmaaier, raakte ik aan de praat met de buurvrouw die vanaf haar balkon toekeek. Ze vertelde dat ze lichtelijk jaloers was op ons gras; zij zou haar terrastegels graag door een gazon vervangen. Maar haar man ziet op tegen het maaien, wat ik moeilijk voorstelbaar vind bij een tuin van 50m2. Tegelijk constateer ik dat meer mensen gras gedoe vinden. In mijn buurt werd laatst een hele tuin heringericht met kunstgras.
Terwijl we de afgelopen jaren een toenemende aandacht zien voor groene daken en gevels, en er steeds meer ‘wilde’ stadsnatuur aangelegd wordt, tonen deze voorbeelden een beweging die zich van (de zorg voor) de natuur afkeert. Ik noem het biofobie. Biofoben zijn bang voor opschietende paardenbloemen die hun strakke loungeterras verpesten. Lusthoven? Tuinen met bomen vinden ze Lasthoven. ‘Daar heb je je het hele jaar rommel van’, hoorde ik laatst een biofoob zeggen.
Niet dat ik altijd zin heb om op een ladder de bomen te snoeien of de goot te ontdoen van bladeren. Maar door het boek van Moet werd me duidelijk wat er verloren gaat als je niets hoeft te maaien, zaaien of begieteren: de kans om je als mens met de natuur te verbinden.
Hoe kan architectuur daaraan bijdragen? Om te beginnen door groenvoorzieningen niet alleen te benaderen als een eco-technische oplossing voor waterberging, CO2-opslag en het afvangen van fijnstof. Architecten onderschatten de impact van beplanting op de zintuigen en het gemoed; de geuren en kleuren van bloemen, de rust, verwondering en voldoening die spitten en snoeien geeft, het plezier van samen tuinieren. Opdrachtgevers benaderen groen nog teveel als een onderhoudspost, in plaats van een mogelijkheid om gebruikers te motiveren tot duurzamer gedrag. Zo besloot Moet door het onderzoek voor zijn boek om ‘groen’ te gaan leven, ‘geënt op de oosterse levensfilosofieën en het verwante gedachtegoed van de arts-and-crafts beweging die hij bespreekt in zijn boek.
Laat de basisschool met zijn (door Shell gesponsorde) moswand het kale schoolplein verrijken met bomen en een buurtmoestuin. En zo de kiem zaaien voor een generatie biofielen, die later met net zoveel plezier hun eigen balkons vergroenen en tuinen verzorgen. Daarmee leveren ze niet alleen een bijdrage aan de leefbaarheid van ‘onze collectieve omsloten tuin’, zoals Moet de aarde noemt. Ze krijgen er ook iets voor terug: alledaags geluk.
Kirsten Hannema is architectuurcriticus en schrijft voor diverse media waaronder De Volkskrant. Ze is hoofdredacteur van het Jaarboek ‘Architectuur in Nederland’ en was gasthoofdredacteur van de uitgave van architectuurtijdschrift A+U (jan. 2020) over de Nederlandse architectuur in het afgelopen decennium.