T-koppelstuk
21 juni 2022, 9:00
Het is maar een letter, de T. Maar hij kan een wereld van verschil maken. Het verschil tussen vier muren plus een dak en die vertrouwde plek waar je – beschut en beschermd – volledig jezelf kunt zijn. Het verschil tussen huis en thuis.
Het is een thema waarover al veel geschreven is, zo alledaags als het lijkt. Maar door corona, en nu de vluchtelingencrisis, beseffen we weer hoe bijzonder het is om een fijn thuis te hebben.
Voor mij heeft die T iets magisch, als de 21 gram die het verschil in gewicht vormt tussen een levend en een zielloos lichaam. Ik spiek graag in huizen naar binnen om te vatten waar het ‘m nou in zit, hoe mensen hun huis in een thuis omtoveren, met meubels, lampen, handelingen en rituelen.
De Dag van de Architectuur, afgelopen weekend, met als thema (T)huis, was daarvoor een uitgelezen kans; in Haarlem kon je in bijzondere huizen en woongebouwen binnenkijken. Zo belandde ik in de woongroep aan de Lavendelstraat; het voelde als een warm bad.
Het complex is in 1989 ontwikkeld door een groep van dertig bewoners, onder wie architect Menno Vissers en zijn vrouw Anneke. Vissers maakte het ontwerp voor de twaalf eengezinswoningen en achttien huurappartementen, gelegen aan een dubbelhoge overdekte binnenstraat waar kinderen spelen en een grote leestafel staat. “Als ik hier binnenkom, ben ik al thuis”, hoort Anneke haar buren vaak zeggen over deze binnenstraat.
“Ik wilde meer dan huisje boompje beestje”, vertelt ze over het begin van het project. “En: samen ben je sterker dan alleen.” De groep richtte een coöperatie op en vond een stuk bouwgrond in de Romolenpolder (een wijkje dat ontwikkeld is met de MW2-gedachte: Mens- en Milieuvriendelijk Wonen en Werken). De bewoners timmerden zelf mee aan het in houtskeletbouw opgetrokken complex, met zonnecellen op het dak en in de glaskap. In een gezinswoning wijst Anneke op de verplaatsbare woningscheidende wand, waardoor het mogelijk is om ‘kamertje te wisselen’, naar gelang de veranderende woonbehoeftes.
Ik ben het meest verrast door hoe betaalbaar het allemaal is. Bewoners met een koophuis hebben een hypotheek, de huurders betalen voor een eenkamerwoning van 25m2 met hoogslaper, eigen keuken en badkamer plus balkon 450 euro per maand. Anders dan de investeerders die studentencomplexen bouwen met gemeenschappelijke voorzieningen waarop je bij de huur verplicht een prijzig ‘abonnement’ moet nemen, hoeft de coöperatie niet te verdienen. Wel sparen de bewoners, bijvoorbeeld voor een warmtepomp, zodat ze straks van het gas af kunnen.
Anneke legt uit dat de huurwoningen bedoeld zijn voor mensen die voor een beperkte tijd ‘een luwe plek’ zoeken: studenten die net afgestudeerd zijn, mensen die uit een scheiding komen, vluchtelingen. Zo woont er nu een Oekraïens gezin. Daarnaast zijn er drie logeerkamers, (verhuurbare) werkruimtes, een gedeelde woonkamer, wasruimte, fitnessruimte, een kleine kapel en een grote gemeenschappelijke tuin. Zes keer per jaar klussen de bewoners een weekend, eens per twee weken eten ze samen.
Tijdens de rondleiding sluit Bart-Jan aan, een bewoner uit de wijk. Hij kwam hier regelmatig op bezoek bij een vriend, die net verhuisd is; jammer, want ook hij voelde zich er thuis. “Het is een harmonieus geheel, met fijn licht en mooi hout, waarbij de bewoners niet alleen de ruimte maar ook hun idealen samen vorm hebben gegeven”, legt hij uit.
Ik moet denken aan het Handboek Hedendaagse Hofjes waaraan ik in 2013 meeschreef, een onderzoek naar ‘het geheim’ van het eeuwenoude hofje. Wat bleek? Niet zozeer de architectuur als wel de sociale infrastructuur bepaalt het voortdurende succes van het hofje als woonmodel. Ofwel: thuis maak je samen, die T is een koppelstuk.
Kirsten Hannema is architectuurcriticus en schrijft voor diverse media waaronder De Volkskrant.