Een duurzame architectuur kent een winst- én verliesrekening
16 maart 2021, 9:15
Het is de enige weg vooruit, het staat bovenaan de agenda van ons bureau, en daar sta ik helemaal achter. Maar eigenlijk vind ik duurzaamheid vreselijk, bekende de architect met wie ik eind vorig jaar in een informele setting sprak over hét grote thema in de architectuur, en de vraag hoe ontwerpers daarin de volgende stap kunnen zetten. Verbaasd keek ik op; wat bedoelde hij? Nou, dat deze stap voor hem een groot verlies betekende, namelijk dat hij afscheid moest nemen van het modernisme, van de minimalistische esthetiek waar hij zo van hield, van zijn focus op het maken van mooie dingen – perfecte details. Allemaal redenen dat hij ooit architect was geworden.
Kiezen voor een ding, is afscheid nemen van iets anders. Aan de vooravond van de verkiezingen, waarin het klimaat een belangrijk onderwerp is, wordt dat eens te meer duidelijk. Politieke partijen hebben grote groene ambities. Alleen vertellen ze de kiezer niet dat daarbij offers horen. Ruim de helft van de burgers zegt achter strengere klimaatmaatregelen te staan, maar de elektrische laadpalen mogen niet op hun stoep, de windmolens niet in hun buurt, en de kerncentrales niet in hun provincie gebouwd worden.
Het sluit aan bij de hypothese die ik aan de architect voorlegde: wij zijn The Missing Link, zoals de titel van de IABR 2018 luidde. De ontbrekende schakel in de circulaire economie die maar niet op gang komt, zoals het Planbureau voor de Leefomgeving recent rapporteerde. De doelstelling van de overheid is om in 2050 100% circulair te draaien, op dit moment lukt dat 6% van de bedrijven.
Donderdag 18 maart presenteert De Bouwagenda, een in 2016 opgericht samenwerkingsverband vanuit de bouwsector – overheid, kennisinstellingen, markt, architectenbranche – het boek Wat wij willen is nog nooit gedaan. Het gaat over ‘integraal bouwen’ als oplossing voor de klimaatcrisis, de circulaire economie, het woningvraagstuk en een gezondere leefomgeving. De bedoeling is om het boek klaar te leggen op het bureau van de (door veel politieke partijen gewenste) nieuwe minister voor Ruimte, zodat die er direct mee aan de slag kan.
Voor een artikel in het boek vroeg ik een aantal experts waarom we nu wél zouden doen wat we sinds het Rapport van de Club van Rome ‘Grenzen aan de groei’ (1972) al weten dat ons te doen staat. De wereldbevolking groeit nog altijd, we leven met z’n allen op steeds grotere voet. De gevraagde experts wezen op het klimaatakkoord, nieuwe kennis en duurzame technologieën, de berg geld die is uitgetrokken voor ‘duurzaam herstel’ na corona. Bovendien hebben we door de pandemie ervaren wat een stillere, schonere stad oplevert aan leefkwaliteit.
Daarvoor kiezen, is vaarwel zeggen tegen vliegvakanties, vlees eten, bouwen in beton. ‘Willen onze steden floreren, dan moeten alle partijen langdurige betrokkenheid tonen en bereid zijn hun individuele belangen opzij te zetten voor een gemeenschappelijk doel’, schrijft architect Ben van Berkel in Wat wij willen is nog nooit gedaan.
De belofte is dat als iedereen dat doet, we er uiteindelijk allemaal op vooruit gaan. Daar hebben we ervaring mee, van land inpolderen tot het project Ruimte voor Rivier rond de Waalsprong bij Nijmegen. Wat daar moest gebeuren, was gegeven: extra capaciteit voor de rivier creëren. Hoe, daarover mochten gemeentes, bedrijven en bewoners meepraten. Het project heeft een eind gemaakt aan overstromingen, maar ook ruimte opgeleverd voor woningen, bruggen, recreatie en wandelnatuur. De schoonheid schuilt in de manier waarop al die aspecten in elkaar grijpen, elkaar versterken.
‘1+1=5, of misschien wel 10’, zo vatte een opdrachtgever die ik onlangs sprak over het nieuwe Zuidpleintheater bij station Rotterdam Zuid – een casus in het boek – de integrale aanpak samen. Of, voor de architect die met weemoed aan het modernisme terugdenkt: door integraal te werken aan duurzame steden kan less opnieuw more worden.
Kirsten Hannema is architectuurcriticus en schrijft voor diverse media waaronder De Volkskrant. Ze is hoofdredacteur van het Jaarboek ‘Architectuur in Nederland’ en was gasthoofdredacteur van de uitgave van architectuurtijdschrift A+U (jan. 2020) over de Nederlandse architectuur in het afgelopen decennium.