In het noodpakket hoort een Defensiebouwmeester
Vandaag, 10:00
Het is fijn om over militaire architectuur na te denken in tijden van vrede, als iets uit het verleden, dat goddank niet meer nodig is. De afgelopen jaren schreef ik over forten die nu dienstdoen als museum of hotel, een kazerneterrein dat is omgetoverd tot een idyllische woonwijk en een droom van een werkplek in een voormalige wapenloods.
Uitzondering op de regel dat defensiegebouwen er zijn om te herbestemmen, was de nieuwbouw op de Kromhoutkazerne in Utrecht. Daar stonden na de oplevering in 2012 echter veel werkplekken leeg, wat miljoenen kostte en tot ophef leidde. Er ontstond zelfs een plan om er dan maar woningen te bouwen.
Inmiddels is de geopolitieke situatie gedraaid, en een vorm van oorlog niet langer ondenkbaar. Onlangs viel er een brief in de bus voor mijn oudste dochter: je bent ingeschreven voor militaire dienstplicht. Zonder opkomstplicht, maar er zat wel een interesseformulier bij. Er zijn momenteel 78.000 militairen, in 2030 moeten dat er 100.000 zijn, in 2035 zo’n 200.000. Als onvoldoende mensen zich melden, willen de formerende partijen CDA en D66 de dienstplicht weer deels invoeren.
We ontvingen ook het ‘Denk vooruit’ boekje, onderdeel van de gelijknamige campagne waarmee de overheid burgers oproept om zich voor te bereiden op een noodsituatie. Ik moet alles wat op de lijst staat nog doen: flessen water en blikvoer kopen, cash pinnen, een noodplan maken en met anderen daarover ‘in gesprek gaan’. Daar kun je lacherig over doen, maar het is geen gek idee. Zeker voor architecten; er staat ruimtelijk nogal wat te gebeuren.
Deze maand stelde het demissionaire kabinet een nieuwe kaart vast met uitbreidingslocaties voor defensie. Daar komen militaire kazernes, munitiedepots, oefenterreinen voor tanks, helikopters en straaljagers, en noodpunten waar burgers terecht kunnen als de stroom langdurig uitvalt. Ook is aangegeven welke plekken tegen vijandelijke aanvallen beschermd moeten worden, zoals de fabriek van Tata Steel in IJmuiden. Al in 2026 moet de eerste schop de grond in. “Poetin wacht niet met Oost-Europa aanvallen”, waarschuwt admiraal Rob Bauer.
Hij was een van de sprekers van het programma ‘Geopolitiek in de Metropool’ dat het Amsterdamse architectuurcentrum Arcam op 19 november organiseerde. Daarin werd verteld over het hoe en waarom van de uitbreidingsplannen, en bekeken welke ontwerpopgaven daaraan verbonden zijn. Er werd verlekkerd gesproken over ‘koppelkansen’, waarbij de aanleg van kazernes en vliegvelden de lokale economie, natuurontwikkeling en woningbouw moet versterken. Maar op de vraag uit de zaal wat de ‘planologische aanpak’ tot nog toe had opgeleverd, wist de betrokken beleidsadviseur van defensie enkel te vertellen dat het ‘draagvlak creëert’.
Architect Christopher de Vries, die met zijn bureau ontwerpend onderzoek deed naar de verduurzaming van Tata Steel, vroeg of schoonheid ook een ambitie is. Jawel, antwoordde Bauer. Maar hoe?
Defensie heeft ook een taak heeft als beschermer van cultureel erfgoed in (voormalige) oorlogsgebieden. Daarover vertelde architectuurhistoricus Ankie Petersen tijdens het symposium ‘Cultural Erasure’ op The Independent School for the City in Rotterdam, dat ik dezelfde week bezocht. Petersen, officier bij defensie, adviseert de krijgsmacht over culturele vernietiging in relatie tot het oorlogsrecht en traint militairen in erfgoedbescherming in conflictgebieden. Maar het denken over een aanpak voor deze politiek gevoelige kwesties staat pas in de kinderschoenen, en Petersens afdeling is klein. Er zijn meer mensen nodig.
Tel dit alles bij elkaar op: een enorme bouwopgave, de morele dilemma’s die daarbij komen kijken, schaarste aan grond, de beoogde hoge bouwsnelheid. Het brengt mij tot de conclusie dat er iets belangrijks in het noodpakket ontbreekt. Of eigenlijk: iemand, die al deze ruimtelijke vraagstukken overziet, kritisch bevraagt en raad geeft. Een Defensiebouwmeester. Laat architecten zich aanmelden voor deze ‘dienstplicht’, en de betrokken minister hem/haar zo spoedig aanstellen.
Kirsten Hannema is architectuurcriticus en schrijft voor diverse media waaronder De Volkskrant.