We drinken ouderwetse filterkoffie in het kantoor van
Loer Architecten aan de Delftsestraat in Rotterdam; de indrukwekkend ogende Italiaanse koffiemachine is helaas even buiten gebruik. Het doet aan de huiselijke sfeer van de ruimte niets af, in tegendeel. “In dat ene project, Terbregsehof,” zegt Frank, “zit ontzettend veel van wat ons bureau kenmerkt. Het concept is ontstaan uit de situatie, die in het teken staat van het langsrazende verkeer. Dat leidde tot het idee van een heel abstract volume met daarin grote transparante vlakken die op een vergelijkbare manier langs elkaar lijken te bewegen. De abstractie maakt dat je blijft kijken en uitgedaagd wordt om te doorgronden wat je ziet. Kozijnen en constructie mochten daarom niet of nauwelijks zichtbaar zijn. In die uitdaging zijn we geslaagd door hem als bouwteam gezamenlijk aan te gaan, resulterend in een zelf ontwikkeld beglazingssysteem en een constructie met maar drie centraal geplaatste kolommen. Die combinatie van ambitieus kunnen en durven dromen,
met de kennis en mentaliteit om dat uiteindelijk binnen realistische kaders ook echt waar te maken, dat is waar mijn bureau voor staat.”
Frank wijst naar de koffiemok in mijn hand met daarop het logo van zijn bureau, en legt uit dat de deels verdubbelde O daarin deze twee manieren van kijken representeert. “Na mijn studie wilde ik sowieso graag écht bouwen, liefst zelfs meewerken op een bouwplaats. Bovendien namen architectenbureaus destijds – het was 2013, het dieptepunt van de toenmalige crisis – nauwelijks mensen aan. Dus besloot ik te solliciteren bij een aannemersbedrijf of een meubelmaker. Ik kwam terecht in Kralingen bij 13Speciaal, een bedrijf dat allebei was. We deden voornamelijk renovaties van grote woonhuizen, van sloop tot inbouwkast en alles ertussenin. Ik maakte daar de tekeningen en bracht ze zelf naar de bouw. Soms maakte ik ook de calculaties zelf. Het liefst had ik ook nog echt mee willen bouwen, maar daarvoor was ik te waardevol op kantoor. Later, toen ze mijn opdrachtgevers werden voor Terbregsehof, heb ik daar zelf op een zaterdag meegeholpen om die grote glaspartijen te plaatsen. Toen was de cirkel rond.”
Die fascinatie voor materialiteit en vakmanschap was er misschien al wel voordat hij dat zelf doorhad, maar werd op een onverwacht moment opgemerkt. “Ik studeerde in Delft, maar ik wilde een tijdje naar het buitenland. Liefst naar MIT, dat was mijn eerste keus. Maar uiteindelijk kwam ik terecht op de ETH Zürich, hoewel die pas als vijfde op mijn lijstje stond. De beoordelaars van mijn portfolio zagen daarin een perfecte match. Achteraf denk ik dat ze goed hadden gezien dat ik inderdaad geen geboren programmeur ben, maar iemand die zijn werk ook echt wil kunnen aanraken. Omdat Zwitserland buiten de EU ligt, kon ik daarna via het Erasmus-programma nóg een uitwisseling doen en dat werd Berlijn, gecombineerd aan de Universität der Kunsten en de TU Berlin.”