De inzet is duidelijk, tijd om het over de projecten te hebben. “Heel illustratief is dit onderzoeksproject,” vertelt Kaj, “dat we nu doen met steun van het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie. Toen we vorig jaar ineens overal ‘teststraten’ ingericht zagen worden viel het ons op dat daarvoor vaak tenten werden gebruikt. De tent was ook al onderwerp van mijn onderzoeksproject aan de VU en blijft ons fascineren, vooral de vraag: ‘Hoort de tent als transdisciplinair object thuis in de architectuurdiscipline?’ In de praktijk zou je zeggen van wel, maar desondanks is de tent door de architectuurgeschiedenis stelselmatig genegeerd.” Wiegert vervolgt: “We hebb
en drie redenen kunnen destilleren waarom tenten uit het verhaal van de architectuurgeschiedenis zijn verdwenen. De eerste is de tijdelijkheid ervan, die gold als minderwaardig, want permanentie is de norm.”
“Daarnaast werd textiele architectuur geassocieerd met vrouwelijkheid vanwege eigenschappen als beweeglijkheid, de ronde vormen, lichtheid, de doorschijnende kwaliteit,” vervolgt Kaj. “Architecten als Le Corbusier en Loos schrijven daar tamelijk onverbloemd over. Terwijl bijvoorbeeld Ronchamp en het Poème Électronique overduidelijk geïnspireerd zijn door tentachtige constructies, zij het ontdaan van een aantal essentiële kenmerken en totaal anders geprofileerd. Dat zie je trouwens vaker in de architectuurgeschiedenis: wel gretig lenen, maar vervolgens weigeren om de inspiratiebron te erkennen.” De laatste uitsluitingsgrond blijkt met afstand de schokkendste: “En tenslotte werden tenten geassocieerd met nomadische, lees minderwaardige volkeren. Een ronduit racistisch motief.”
Het is inderdaad een fascinerend onderwerp. “Natuurlijk waren er uitzonderingen. Bijvoorbeeld Frei Otto, die in zekere zin alleen maar tenten maakte. Ook hij was heel expliciet in zijn commentaar op Mies van der Rohe en anderen, in hun eenzijdige streven naar tijdloosheid en permanentie. Heel interessant dat West-Duitsland voor de Olympische Spelen van 1972 juist hém koos om het Olympisch Stadion te ontwerpen. Dat was een duidelijk politiek statement, in het bijzonder naar Oost-Duitsland, waarvan men op deze manier nadrukkelijk afstand nam. In zeker zin bevestigt deze beslissing het historische oordeel over tentarchitectuur.”
Wiegert vertelt over de vervolgstappen in het onderzoek: “Behalve theoretisch onderzoek hebben we ook veldonderzoek gedaan bij fabrikanten van tentstructuren en hebben we gesproken met constructeurs gespecialiseerd in lichte constructies. En ook met beeldend kunstenaars die tentsculpturen maken. Nu zijn we bezig met ontwerpend onderzoek. Daarbij vormen die drie uitsluitingsgronden de thema’s in ontwerpen voor nieuwe tent-typologieën, waarbij we kijken naar constructie, textiel en grafisch ontwerp. Daaruit volgt straks een reeks van paviljoenontwerpen en uiteindelijk is het de bedoeling een tentoonstelling te maken waarin we die ontwerpresultaten in een bredere context presenteren.” Kaj rondt af: “Je ziet nauwelijks tentconstructies, en als je ze ziet worden ze meestal niet als architectuur beschouwd. We hopen dat meer architecten de tent als archetype opnieuw zullen omarmen. Ze doen zichzelf tekort door het onderwerp links te laten liggen.”