Goes
Copyright: Leo van den Berg
Harlingen
Copyright: Leo van den Berg
Hoogeveen
Copyright: Leo van den Berg
Nieuwendijk
Copyright: Leo van den Berg
Leiderdorp
Copyright: Leo van den Berg
Middelburg
Copyright: Leo van den Berg
Munstergeleen
Copyright: Leo van den Berg
Naarden
Copyright: Leo van den Berg
Schijndel
Copyright: Leo van den Berg
Varsseveld
Copyright: Leo van den Berg
Krimpen aan den IJssel
Copyright: Leo van den Berg
Deventer
Copyright: Leo van den Berg
Goes-Kloetinge
Copyright: Leo van den Berg
Boxmeer
Copyright: Leo van den Berg
Nederland, een land vol met Irenestraten (deel 1)
Pelgrimstocht naar Irenestraten legt bouwmachine bloot van het alledaags erfgoed van de wederopbouw.
Heel af en toe komt er in de wereld van de architectuur een boek voorbij dat op een bijna onschuldige wijze een scherp en onthullend doorkijkje geeft op de kwaliteit van de architectuur van de wederopbouw in ons land, en belangrijker: waardoor dat veroorzaakt wordt. Zo’n boek is Irenestraten, alledaags erfgoed van de wederopbouw dat op 13 februari – nog net voor de corona-uitbraak – in Het Nieuwe Instituut werd gepresenteerd. De initiatiefnemer van het boek, de sociaalgeograaf Leo van den Berg, onderzoeker bij de Wageningen Universiteit, was al sinds het jaar 2000 geïntrigeerd door de vraag of de kwaliteit van de wederopbouw in ons land ‘allemaal niets voorstelt en dat je het beter kon afbreken’. Met deze, naar zijn idee in beleidskringen te populaire opvatting over de naoorlogse wijken ging Van den Berg op onderzoek uit met de vraag ‘hoe terecht is dat?' Maar, vroeg hij zich af ‘hoe controleer ik (…) of je die wederopbouw architectuur net zo goed kunt weggooien?’
Naar eigen zeggen is Van den Berg ‘op een nacht’ op het idee gekomen om aan de hand van een bezoek aan alle Irenestraten in ons land vast te stellen hoe het staat met ons erfgoed van de architectuur van de wederopbouw. En omdat zowel in als direct na de oorlog het Oranjehuis onze nationale identiteit symboliseerde, ging hij ervan uit dat dit voor veel gemeentebesturen reden zal zijn geweest om in de naamgeving van de naoorlogse wijken ruimte te geven aan de nieuwe generatie prinsessen in het koninklijk huis. Hij koos vervolgens voor Prinses Irene omdat zij in augustus 1939, net voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, is geboren. Irene in het Grieks staat voor vrede. En de Prinses Irene Brigade ook daadwerkelijk symbool staat voor een actieve deelname aan de bevrijding van ons land.
En inderdaad bleek Irene een prinses die veel is vernoemd. En dus zouden de Irenestraten, in de gedachtegang van de onderzoeker, ‘een mooie steekproef van de doorsnee van gewone situaties uit de wederopbouw’ opleveren. Met zijn keuze ontsnapte Van den Berg aan de valkuil dat alle aandacht opnieuw zou uitgaan naar de ‘monumenten’ van de wederopbouw. Juist door de keuze voor de Irenestraten zou hij een representatief beeld kunnen krijgen van de ‘doorsnee’ architectonische kwaliteit en verscheidenheid van het erfgoed in de wederopbouwwijken. En door de Irenestraten zelf te bezoeken, te fotograferen en te documenteren zou hij ook een antwoord krijgen op de vraag hoe de tegenwoordige beleidsmakers omgaan met het ‘erfgoed’ van deze wederopbouw.
Je kan Van den Berg nageven dat hij het zichzelf niet gemakkelijk heeft gemaakt. Vanaf 2006 heeft hij, in een tijd dat Google Maps nog niet gewoon was, met het oude en vertrouwde stratenregister en met zijn eerste digitale camera in de hand, de 392 (!) Irenestraten gedocumenteerd. De titel van het boek Irenestraten is overigens de verzamelnaam voor al die 392 straten, paden, pleinen en lanen die naar de Prinses vernoemd zijn. En inderdaad levert zijn pelgrimstocht een meer dan representatieve steekproef op van, wat in de ondertitel van het boek is gaan heten, het alledaags erfgoed van de wederopbouw. Een klein voorbehoud maakt Van den Berg nog wel, omdat de Irenestraten in bijvoorbeeld het Groene Hart oververtegenwoordigd zijn en in het noorden van ons land ondervertegenwoordigd. Desalniettemin vindt hij de spreiding van zijn Irenestraten in het land redelijk. Ook in de steden is er sprake van een redelijke spreiding. Maar hier zitten ook onverklaarbare verschillen, zo hebben de vier grote steden Irenestraten en ontbreken ze in steden als Groningen, Zaandam, Gouda, Haarlem en Almelo. Hem werd niet duidelijk of dat wel of niet een republikeinse redengeving heeft.
Wel voelde Van den Berg zich met een zekere regelmaat ‘gefopt’, omdat de grote hoos Irenestraten pas rond de zestiger jaren is gebouwd en ‘dat noemen wij geen wederopbouw meer’. Ook waren een aantal Irenestraten al gesloopt omdat de gemeentebesturen en de woningcorporaties deze ‘als te armoedig, te oud en te ongeschikt voor deze tijd werden bevonden’. Een bevinding die bij Van den Berg verbazing opriep, omdat er van enig zichtbaar verval in de Irenestraten in het geheel geen sprake was. Zowel de straten als de opstallen waren in het algemeen goed onderhouden. Juist de ruime opzet van de openbare ruimte en de grote variatie in groenstroken in de wijken, waar de Irenestraten onderdeel van zijn, kregen zijn positieve waardering. Terwijl, vervolgt hij zijn betoog, dit voor woningcorporaties vaak een reden was om deze Irenestraten te slopen, omdat er op diezelfde oppervlakte veel meer huizen konden worden gebouwd. Hoezo erfgoed?
Waar Van den Berg in zijn verhalen nog anekdotisch blijft, analyseert zijn coauteur, architect Madeleine Steigenga, trefzeker. Had ik in mijn achterhoofd nog de heldendaden van onze wederopbouwarchitecten, ze komen hier allemaal langs. De modernisten van De Stijl, de 8 en de Opbouw, Van Tijen, Maaskant, Rietveld, en de traditionalisten in de Delftse school van M.J. Grandpré Molière. In het boek Irenestraten fileert Steigenga de artistieke kwaliteiten van haar vroegere collega-architecten. En, om het zachtjes uit te drukken, daar word je niet vrolijk van. Ik citeer:
‘In opzet zijn de meeste rijtjeshuizen in Irenestraten hetzelfde. Ze worden door een dragende muur in twee ‘beuken’ gedeeld, de brede beuk met op de begane grond woonruimten en op de verdieping de grote slaapkamers en de smalle beuk met op de begane grond entree, gang, trappenhuis, toilet en keuken en op de verdieping een smalle slaapkamer en badkamer. Daarboven de kapverdieping. Dat kan een vliering zijn of een zolder met een ruime stahoogte. De tweedeling in architectuur (modern-traditioneel) uit zich in hoofdzaak in het materiaalgebruik en dat vooral aan de buitenzijde’. (…) ‘Hoewel veel van de woningplattegronden trouw zijn uitgetekend door architecten, laat de publicatie zien dat het hier gaat om een massaproductie waarvan de plattegronden van de verschillende typologieën al vooraf door de bouwbedrijven zijn aangeleverd’.
In de 392 gedocumenteerde Irenestraten, domineren rijtjeswoningen, waarvan in 200 straten in combinatie met twee-onder-één-kapwoningen. Onderscheidend zijn ze niet of nauwelijks. Het architectonische spel beperkt zich dan ook vooral tot de stedenbouwkundige opzet en de materialisering van het gevelbeeld.
De diepere betekenis van het boek Irenestraten is dat de beide auteurs vanuit een geheel eigen invalshoek een ontluisterd beeld geven van de doorsnee woning van de Nederlandse woningbouwproductie in de jaren vijftig en zestig. De bijna vierhonderd foto’s van Leo van den Berg van de Irenestraten illustreren wat Steigenga beschrijft, namelijk: ’in opzet zijn de meeste rijtjeshuizen in Irenestraten hetzelfde’. En, los van de directe relatie, heeft het toch ook iets treurig dat, wat toch algemeen wordt gezien als ‘onze’ meest avontuurlijke prinses van het koninklijk huis, de naar ‘haar’ vernoemde straten het met de meest alledaagse architectuur moeten doen. Zelden heb ik in een architectuurboek, want dat was toch de initiële insteek van de auteurs, de toch wel pretentieloze architectuur van de wederopbouw zo klip en klaar beschreven en in beeld gebracht zien worden. De foto’s van Leo van den Berg laten de een werkelijkheid zien, ondanks de verschillende pogingen van vooraanstaande architecten om meer ruimte te creëren voor diversiteit, die bepaald niet vrolijk stemt.
Architect Steigenga laat zien hoe de ideeënwereld van het modernisme, met onder andere de ontwikkeling van de ‘functionele woning’ (architect W. van Tijen), bijdroegen aan een stringentere normering van ons wonen door de overheid in steeds strakkere ‘wenken en voorschriften’. Een standaardisatie die vervolgens de weg effende voor de bouwwereld om grip te krijgen op de woningproductie en het woonproduct. Met als gevolg dat – alle architectuurdiscussies ten spijt – de rol van de architect en daarmee van de architectuur in de wederopbouwperiode steeds meer werd verkleind tot de openbare ruimte binnen het stedenbouwkundige plan en tot de decoratie van de gevels in een al dan niet modernistisch dan wel traditionalistische vormentaal. Dat laatste was vaak nog een laatste rudiment van het gedachtengoed van de maatschappelijke zuilen in ons land. Het resultaat van de wederopbouwperiode is dat ook de basis is gelegd voor een – vooral in Nederland unieke – toenemende schaalvergroting van de aannemerij in de woningbouw, en daarmee een groeiende dominantie van de bouwwereld op hoe wij in ons land wonen.
Op de vraagstelling of de woningbouwproductie van de jaren van de wederopbouw ‘allemaal niets voorstelt en dat je het beter kon afbreken’ komt Van den Berg tot de conclusie dat de Irenestraten behoren tot het ‘alledaags erfgoed van de wederopbouw’ uit de gloriejaren van het modernisme. Een eufemisme, laat de definitie van alledaags zien, voor ‘Afgezaagd, Algemeen, Als iedere dag, Banaal, Daags, Dagelijks, Eenvoudig, Gebruikelijk, Gemeen, Gemiddeld, Gewoon, Gewoontjes, Grof, Heel gewoon, Heel normaal, Iedere dag terugkerend, Karakterloos, Laag-bij-de-gronds, Niet verheven, Nietszeggend en Normaal’. Nou zo treurig is het allemaal zeker niet, en feit is dat er bij veel zittende bewoners een positieve waardering is en een gehechtheid aan de voor hen vertrouwde omgeving. Maar veel draagvlak bij de beleidsmakers, de gemeentebesturen en de institutionele eigenaren, zijnde de woningcorporaties, heeft dit alledaagse erfgoed niet of nauwelijks. En, laten wij eerlijk zijn, het ontbeert de naoorlogse wijken ook aan een echte intrinsieke en natuurlijke verdediging vanuit de eigen bewoners zoals dat kenmerkend was in de jaren tachtig toen de 19e-eeuwse stadsvernieuwingswijken met de sloop bedreigd werden. In de epiloog concludeert Van den Berg dan ook dat er in de 392 Irenestraten ‘flinke veranderingen plaatsvinden’.
Veel van deze naoorlogse wijken zullen in de drang naar een binnenstedelijke verdichting, gecombineerd met een behoefte van de eigenaren, vaak woningcorporaties, om te gaan voor een meer rendabele exploitatie – lees een meer gedifferentieerde bevolkingsopbouw – een voortschrijdende transformatie ondergaan. Het is een bijna onvermijdelijk gevolg van een wederopbouwbeleid dat alles met elkaar een weinig duurzame stadsuitbreiding heeft opgeleverd. In de binnenwereld van onze architectuur zal dit niet snel hardop gezegd worden, want in vakkringen in ons land wordt de wederopbouw nog altijd beschouwd als een hoogconjunctuur in de moderne geschiedenis van de Nederlandse architectuur. Maar in het boek Irenestraten laten Leo van den Berg en Madeleine Steigenga heel nuchter zien dat de moderne monumenten ons het zicht hebben ontnomen op de echte kwaliteit van het overgrote deel van de bouwproductie. En die kwaliteit is zodanig minimaal dat veel van de Irenestraten zullen gaan verdwijnen. Of in de woorden van een directeur van een woningcorporatie: ‘wat eens het trotse paradepaardje van de voortuitgang was, is verworden tot oud sentiment (…) De herinnering is mooi om te koesteren. Tegelijkertijd kun je in herinneringen niet wonen. De nieuwe tijd vraag om andere keuzes’. En dat roept de dan de vraag op: op welke wijze deze transformatie zijn inhoud zal gaan krijgen? En ook in dat opzicht kan het boek van de Irenestraten gelezen worden als een waarschuwing aan de vakgemeenschap van architecten.
Irenestraten, Alledaagse erfgoed van de wederopbouw,
Leo van den Berg, Madeleine Steigenga
Uitgeverij Blauwdruk
Adri Duivesteijn was als gemeenteraadslid en later wethouder ruimtelijke ordening van 1980 tot 1989 intensief betrokken bij de stedelijke ontwikkeling van Den Haag. Later was hij ook wethouder ruimtelijke ordening in Almere. Daarnaast was hij de eerste directeur van wat destijds nog het NAi heette en is hij lid geweest van zowel de Tweede Kamer als de Eerste Kamer voor de PvdA. Duivesteijn houdt een blog bij over de ruimtelijke vraagstukken in ons land.

Gerelateerde nieuwsberichten

Andere nieuwsberichten

Meerstemmige geschiedenis en toekomst architectuur centraal tijdens symposium

22 november, 3:50

Tijdelijke woningen voor Oekraïense vluchtelingen en starters in Eemnes

22 november, 1:46

De Warren ontvangt Ammodo Architecture Award

22 november, 10:48

Een houten villa genesteld in het bos

21 november, 5:31

Reizend programma verkent opgaven stedelijke regio Breda en Tilburg

22 november, 4:34

Infrastructuur ‘piept en kraakt’, logistieke sector eist actie

22 november, 11:55

Bijleveld: houding raadsleden droeg niet bij aan imago Floriade

22 november, 9:35

Tekort aan grond blijft bouw sociale huurwoningen dwarszitten

21 november, 4:27

Tender voor woonblokken op twee van de laatste kavels Eenhoorngebied Amsterdam

21 november, 2:41

Woonbond stapt uit overleg over huren in sociale sector

20 november, 4:08
Adri DuivesteijnOud-politicus
KUBUS | Specialist in BIM-software
SAPA
Reynaers Aluminium Nederland
Jansen
SAB-profiel bv
Aliplast Aluminium Systems
Hagemeister GmbH & Co. KG
ALUCOBOND®
Tarkett BV
Kawneer
Grohe Nederland B.V.
Malaysian Timber Council
OCS | Office Cabling Systems
Swisspearl Nederland
Forster Nederland N.V.
VELUX Commercial Benelux B.V.
Sempergreen
EeStairs | Design trappen - Balustrade - Ontwerp en constructie
Aluprof Nederland BV
QbiQ Wall Systems
Forbo Flooring
Schüco Nederland BV
AGC Nederland Holding B.V.
Cedral
Sto Isoned bv
Triflex bv
Gorter Luiken BV
Foreco Houtproducten
Wienerberger B.V.
Knauf Insulation
DUCO Ventilation & Sun Control
IsoBouw Systems bv
Mview+
Rockfon (ROCKWOOL B.V.)
Gira Nederland B.V.
Kingspan Geïsoleerde Panelen
GEZE Benelux  B.V.
Renson
Metaglas Groep
ABB | Busch-Jaeger
Jung | Hateha B.V.
Knauf Ceiling Solutions B.V.
Saint-Gobain Building Glass Benelux
Faay Vianen B.V.
objectflor
Boon Edam Nederland B.V.
Hunter Douglas Architectural
Forbo Eurocol Nederland B.V.
EQUITONE gevelpanelen
Plastica Groep
Holonite B.V.
FALK®
Tata Steel Colorcoat®
© 2002 - 2024 Architectenweb BV / Voorwaarden / Privacy / Disclaimer / Sitemap
Annuleren
OK
Sluiten
Doorgaan
Inloggen
Maak een gratis persoonlijk account aan