De ondergrondse uitbreiding van het museum is georganiseerd langs dezelfde centrale as die het paleis en het omringende landschap structureert. En zoals in het barokke landschapsontwerp de centrale as zelf leeg gelaten wordt en de ruimtes eromheen juist ingevuld zijn, zo is ook de centrale as in de ondergrondse uitbreiding leeg gelaten en liggen de zalen voor tijdelijke tentoonstellingen aan weerszijden hiervan. In die vijf meter hoge zalen is momenteel bijvoorbeeld een expositie
ingericht rond de bouw van de ondergrondse uitbreiding en een expositie van uitvergrote oranjebloesems uit restmateriaal door kunstenaar Linda Nieuwstad.
De centrale as tussen de zalen is passend Grand Foyer genoemd. Het is zowel een plek om van het ene naar het andere te bewegen als een plek voor een moment van rust. De centrale as leidt naar het oude paleis en komt daar uit onder de hoofdingang. Vanaf daar kunnen bezoekers hun weg vervolgen door de gerestaureerde vertrekken van het paleis. Die vertrekken zijn in verschillende perioden ingericht. In nieuwe routes zijn de verschillende tijdlagen nu beter beleefbaar gemaakt, legt Van Maarseveen uit. Daarbij is het nu ook weer mogelijk om het dakterras te bezoeken, zoals de oude bewoners van het paleis ook regelmatig deden.
In de zeventiende eeuw werd er gesproken over binnenkamers en buitenkamers, vertelt Van Maarseveen. Doordat de maatvoering van de ondergrondse uitbreiding ruimer is dan die van het paleis zelf zou je nu kunnen zeggen dat het ondergrondse museum meer bij de buitenkamers hoort dan bij de binnenkamers, iets wat versterkt wordt door de lichtstraten die visuele verbindingen leggen tussen het voorplein en de ondergrondse uitbreiding. Hoe dan ook vormt de ondergrondse uitbreiding voor de bezoekers een nieuw overgangsgebied tussen landschap en paleis.