“Mede omdat er zo weinig van het kamp bewaard is gebleven, wilden we geen reconstructie maken, maar een verbeelding ervan ontwerpen”, vertelt architect Jacques Prins van
Inbo, die in het ontwerp voor het museum nauw samenwerkte met landschapsarchitect Cor Geluk (
Juurlink+Geluk), Erik Bär (
Tinker imagineers). “In het landschap, de architectuur en de tentoonstellingen willen we het gevoel overbrengen van hoe het was om in dit kamp opgesloten te zijn: de beklemming, het onrecht en de angst”, vertelt Prins.
Bezoekers komen binnen via de bewaard gebleven poort en komen dan op een grote, lege binnenplaats die omheind is door een Cor-Ten-stalen lamellenwand van 4,5 meter hoog. (Op het moment van schrijven wordt nog druk aan de binnenplaats gewerkt –
verwachting is dat deze in juni afgerond zal worden.) Naast een maquette van het kamp vinden bezoekers in het grijze gravel ‘voetstappen’ die in drie grids staan. Dit symboliseert het op appèl staan dat de gevangenen iedere dag urenlang moesten doen, in weer en wind. In een van de hoeken van de binnenplaats is ook een smalle ruimte uit prikkeldraad gemaakt. In het kamp bestond een dergelijke ruimte en deze werd ‘de rozentuin’ genoemd. Anders dan de naam doet vermoeden, was het geen plek waar je terecht wilde komen. Als extra straf werden gevangenen daar naartoe gestuurd en moesten ze er heel lang blijven staan.
Aan de zuidzijde van de binnenplaats heeft Prins een spiegelend paviljoen ontworpen. Dit is de toegang tot het ondergrondse museum. Maar het paviljoen bevat bovengronds eerst nog een verrassing: de binnencontour van het kantoor van de SS-kampcommandant met de muurschilderingen die daar destijds te zien waren. De ene schildering laat mensen zien die op het land (gedwongen?) aan het werk zijn, de andere schildering is een vogelvluchtperspectief van het kamp zelf.