Meer dan 218.000 handtekeningen werden verzameld tegen het project, afkomstig van buurtbewoners, planologen, vrijwilligers, maar ook van leden van het nationale parlement. De bekende muzikant Ryuichi Sakamoto vatte de essentie van het proces goed samen in zijn brief aan de gemeente: “Deze bomen zijn van iedereen, terwijl van de ontwikkeling slechts een handvol rijke mensen profiteren.”
In Amsterdam ging de strijd niet om één gebouw, maar om het veranderen van het perspectief op de hele historische binnenstad. In Tokyo gaat de strijd niet om een rij bomen, maar om de toekomstige kwaliteit van groene openbare ruimte in de hele stad. In Tokyo is groene ruimte schaars: de verhouding groen-bebouwd is slechts 7,5%, vergeleken met 27% in New York en 33% in Londen. In een stad die vaak aanvoelt als een jungle van asfalt en beton is elk stukje natuur kostbaar. Zowel in Tokyo als Amsterdam werden met de protesten ook bredere spanningen duidelijk tussen private en publieke belangen. Beide steden tonen de vraag die Floor Milikowski ooit stelde met haar boek: “Van wie is de stad?”
De protesten tonen twee belangrijke punten. Ze benadrukken de sociale waarde die mensen aan hun omgeving hechten, een waarde die in plaats van een obstakel juist het startpunt zou moeten zijn voor ontwerp en ontwikkeling. Een waarde die gebruikt en steeds weer hergebruikt moet worden. Daarnaast laten ze zien dat mensen actieve invloed willen hebben op hun leefomgeving – een gevoel van handelingsbevoegdheid, of agency, willen hebben. Plannen en gebouwen zouden deze invloed moeten versterken in plaats van beperken. Doen we dat niet, dan geldt Newtons wet: op actie volgt reactie.