De kloostergangen leiden verder naar het woongebouw, naar de dagbestedingsruimtes op de begane grond en de eigen kamers op de verdiepingen. Die eigen kamers zijn de meest privé plekken in het centrum. Naast de eerder genoemde gele gordijnen en lekkere stoel valt in die kamer het vensterbankmeubel op. Aan de ene kant vormt dit een klein bureautje, aan de andere kant vormt het een diepe vensterbank waar je even op kunt gaan zitten om naar buiten te kijken. De vensterbank is daarbij diep genoeg om room-in mogelijk te maken, dus dat een familielid een nachtje blijft slapen.
De eigen kamers bieden toegang tot gedeelde woonkamers met centraal steeds een keuken en daaromheen een variatie aan zitmogelijkheden. Wat opvalt is dat het daglicht in de woonkamers altijd van meerdere kanten binnenvalt en dat in de ruimtes grote potten te vinden zijn met flinke planten. Dat is toch veel beter dan van die kleine plantjes, vindt Kristensen. En wat pas ‘s avonds echt opvalt is dat de woonkamers een huiselijke verlichting hebben gekregen, met een warme lichtkleur, en ook enkele donkerder zones, zoals thuis ook het geval is.
De woonkamers op de eerste verdieping bieden toegang tot de grote daktuinen bovenop de vleugels met therapie- en sportruimtes, de woonkamers op de tweede verdieping bieden toegang tot omsloten balkons. Bewoners, patiënten, worden daar geplaatst waar ze mee uit de voeten kunnen. Sommige afdelingen zijn daarbij open, anderen zijn gesloten. Met grote deuren in de gangen is in te stellen welke kamers op welke woonkamers uitkomen, zodat afdelingen eenvoudig vergroot of verkleind kunnen worden.