“Uiteindelijk is alles gericht op de museumbezoeker”, zegt Verstijnen. “We hebben elementen toegevoegd waar dat nodig was voor de museumbeleving, niet om een stempel met onze architectuur te drukken.” Het gaat erom hoe de bezoeker zich door de ruimten beweegt, legt ze uit; het bureau heeft een samenhangende beleving willen bewerkstelligen, waarin de architectuur niet afleidt van de aandacht voor de kunst.
Om de historie van de villa voelbaar te maken én door te zetten in de zalen waar die afwezig was, heeft Bedaux de Brouwer een architraaf, plint en parketvloer als Leitmotiv ingezet. “De villa heeft rijk gedetailleerde architraven en lambrisering”, vertelt Verstijnen. “In de museumzalen zijn we terughoudender met alleen een lage plint een sobere architraaf als accentuering van de doorgangen.”
De eikenhouten architraaf benadrukt ook de coulissewerking
van de opeenvolgende
doorgangen en creëert op een aantal plekken een extra ‘lijst’ voor de kunst. In de tuinkamer is de plint als het ware opgetrokken over de hele hoogte van de ruimte, maar de detaillering is strakker dan die van de klassiekere lambrisering van de villa. Beide galerijen zijn voorzien van een natuurstenen vloer en plinten.
Zo heeft het architectenbureau een vanzelfsprekende routing gecreëerd vanuit de villa via de museumzalen naar de tuinkamer, die tegelijkertijd als rust- en omkeerpunt fungeert. Hier kan de bezoeker, achter de volglazen gevel, wachten op een ander of iets drinken met zicht op de tuin en de villa, om vervolgens via de galerijen de weg terug naar de villa, museumwinkel en foyer te nemen. Om de bezoekersbeleving te optimaliseren zijn er geen deuren, afgezien van een sluis tussen de museumwinkel en de eerste galerij. Die is daarmee ook geklimatiseerd en geschikt voor exposities.