DAE Graduation Show 2024: van conceptuele installaties tot praktisch materiaalonderzoek
29 oktober, 9:24
Zo’n 200 bachelor- en master-afstudeerprojecten van Design Academy Eindhoven (DAE) waren er de afgelopen week te zien in Microstad. Deze voormalige telefooncentrale vlakbij Eindhoven Centraal biedt tegenwoordig onderdak aan ateliers en kantoren, en gedurende Dutch Design Week bood het omvangrijke gebouw voor de tweede maal plaats aan de Graduation Show van DAE. De grote diversiteit aan ruimten werd gebruikt om de even grote diversiteit aan afstudeerwerk te groeperen.
Het flinke aandeel – binnen de gehele Graduation Show 2024 – van ‘belevingen’, installaties en performances was opvallend. Teleurstellend was het dat ze te vaak nauwelijks nog iets communiceren of oplossingsgericht zijn. Uiteraard: design omvat veel meer dan het ontwerpen van concrete oplossingen en gebruiksvoorwerpen; het betreft ook onderzoek, het ontwikkelen van concepten, strategieën, proberen kwesties inzichtelijk te maken. Echter, teveel afstudeerprojecten leken vooral artistiek te willen zijn, DAE een kunstacademie te willen zijn.
‘Landcapes of Intelligence’ van Elena Dagg is een voorbeeld van een project dat wel op indringende wijze een probleem inzichtelijk maakt – en daarmee kan aanzetten tot verandering. De getoonde installatie bestaat uit een watertank en een continu werkende plotter in een server rack. De plotter gebruikt geen inkt maar waterverf en verbruikt daarbij een hoeveelheid water die overeenkomt met de geschatte hoeveelheid die bij AI nodig is – van het winnen van grondstoffen tot het koelen van datacenters – per gegenereerd beeld. De abstracte landschappen uit Daggs machine laten zien dat de digitale wereld rond AI niet losstaat van de fysieke wereld, maar grote impact heeft op het milieu. Aardig is dat daarbij de gecreëerde aquarellen een zacht contrast vormen met de technologie.
Technologie is een onontkoombaar onderwerp voor de studenten: om kritisch onder de loep te leggen, of om op toegankelijke wijze inzetbaar te maken, zo bleek wel tijdesn de Graduation Show.
Anders digitaal ontwerpen
Interessant was ook het project van Clara Malan, die eveneens heeft geprobeerd om grip te krijgen op de onzichtbare processen van de digitale wereld. Als grafisch ontwerper werkt ze met technologieën als internet en de cloud; bij Malan rezen vragen hoe ‘eigen’ ze daardoor feitelijk is bij gegevensverzameling en het creëren van beelden. Ze ontwikkelde een systeem waarin ze haar beeldproductie controleert en de processen kan overzien. Haar eigen server host de website ‘On Learning Graphic Design Again’, die gecodeerde tools biedt waarmee Malan en andere gebruikers hun praktijk van grafisch ontwerp kunnen heroverwegen en uitvoeren door metadata direct te manipuleren.
Anton Ripon presenteerde onder de projectnaam ‘Site Drawing: From GPS Tracking to Architecture’ een low-tech methodologie voor ruimtelijk ontwerp en cartografie. Met behulp van een GPS-ontvanger die aan een telescopische stok is bevestigd, kan de gebruiker bewegingen en ruimte in 3D tot op de centimeter nauwkeurig volgen en vastleggen. Site Drawing maakt ter plekke een ontwerp, waarbij een nauwkeurig en locatie-specifiek architectonisch model wordt gecreëerd. Ripon is bij het project geïnspireerd door de ethiek van ecodorpen en hun kritische benadering van gereedschappen, lokaliteit en ontwerp op menselijke schaal, zo legde hij uit.
Informatiestromen en betonafval
Betonafval van gesloopte gebouwen wordt veelal vermalen en gebruikt als vulling voor wegen. Eigenlijk is dat een vorm van storten en het vermindert de enorme koolstofvoetafdruk van de bouwsector niet, stelt Gioele Prette. Het probleem komt volgens haar vooral voort uit het gebrek aan gegevens over de eigenschappen van het materiaal bij de sloop. De digitale ontwerp-tools die de industrie gebruikt zijn geoptimaliseerd voor standaardcomponenten en moeten worden uitgebreid om afvalmaterialen te integreren, concludeert Prette.
Het project ‘Concrete Data: Modeling Information to Reuse Demolition Waste’ stelt een reeks acties voor: van afval naar 3D-scans, informatiemodellen, doorzoekbare databases en samengestelde bouwwerken. De site concretedata.org verzamelt inzichten van een netwerk van onderzoekers en praktijkmensen op het gebied van architectuur, techniek, bouw, beleid en datawetenschap in een verzameling principes en richtlijnen. Samen presenteren deze resultaten een voorstel om de informatie- en materiaalstromen van betonafval te heroriënteren, legt Prette uit.
Hergebruik en minder gebruik
Ook op kleinere schaal richtte een aantal afstudeerprojecten zich op hergebruik van materiaal. Dat liep uiteen van meubels uit gebroken platen natuursteen met 3D-geprinte verbindingselementen (‘Unfixed’ van Remi Reniers), tot een duurzaam pleistermateriaal uit een mengsel van koeienmest en lokaal gewonnen klei en zand (‘Local Shit’ van Antonia Schreiber). Het door Schreiber ontwikkelde materiaal is waterdicht en weerbestendig. Daarmee is het geschikt voor architectonische toepassingen, ook in Nederland, terwijl het mogelijk antwoord biedt op meerdere milieukwesties: de stikstofcrisis, het mestoverschot en de uitstoot van de cementindustrie.
Het minimaliseren van afval liet Emma Batsheva Cohen zien met haar project ‘Bal Tash’rit’. Uit plantaardig gelooid leer heeft ze lasergesneden elementjes gemaakt, die zich laten verbinden tot grotere vlakken. Dit betekent een vermindering van leerafval van meer dan 70% ten opzichte van het gemiddelde in de industrie; dit in combinatie met de levensduur van zowel hout als leer levert duurzame, circulaire meubels op.
Voor het project ‘Ornamental Folds’ heeft Myeonga Seo metalen platen voorzien van kleine sneden, zodat ze gebogen kunnen worden zonder speciale buigmachines. Zonder die machines worden andere vormen en gebogen en organische lijnen mogelijk. De vormgeving van de sneden maakt de randen na het vouwen bovendien tot ornament. Een interessant materiaalexperiment toonde ook Valentin Avon. In samenwerking met het TextielLab, de werkplaats van het TextielMuseum, ontwikkelde hij een techniek om op een jacquardmachine textiel en metaaldraden te verweven. ‘Symbiosis of Things’ liet met een wandtapijt en een aantal objecten de mogelijkheden zien van weefsels met de structurele eigenschappen van staal en koper.
Flexibiliteit in interieur
Heel functioneel – en esthetisch – is het scheidingswandsysteem voor restaurants, dat Chloe Couasnon heeft ontwikkeld in reactie op de daar toenemende aanwezigheid van open keukens. Ze presenteerde een modulair systeem van stalen wanden met matglazen ramen die het keukenpersoneel naar wens kan openen of sluiten. Het personeel kiest hoe ze de keukenroutine tonen aan de gasten: als bedrijvige silhouetten of met onverhuld zicht op het werk. Kantelbare ramen dienen meteen als plateaus waarop de uit te serveren gerechten worden geplaatst.
Lee Ehrat en Valentin Klauss ontwikkelden een modulair systeem, gebaseerd op steigers, dat ruimtelijke ingrepen in het interieur mogelijk maakt zonder bestaande structuren te veranderen. ‘Host and Commensal’ noemen de twee ontwerpers dit systeem “op het kruispunt van architectuur en meubilair”. De ‘gastheer’ is een aluminium raamwerk, even flexibel als esthetisch minimalistisch. De ‘gasten’ zijn bijvoorbeeld planken, lampen, schermen en tafels. Interessant is daarbij dat de aluminium profielen standaard zijn, verkrijgbaar zijn bij iedere bouwmarkt. Een 3D-geprint verbindingsstuk houdt door middel van spanning de onderdelen bij elkaar. ‘Host and Commensal’ is een eenvoudig systeem om interieurs (tijdelijk) in te delen.
Ook met spanning werkt het project Johan Thun, die gefascineerd raakte door de elegantie van houtverbindingen zonder verder gebruik van lijm of andere bevestigingsmiddelen. Thun combineert oude houtbewerkingstechnieken en de flexibiliteit van hout om sterke, duurzame verbindingen te maken op basis van de spanning die al in het hout aanwezig is. De verbindingen zorgen voor een eenvoudige montage, demontage en transport van de constructie, met bovendien hout als monomateriaal.
Betrokkenheid
Verminderen van materiaalgebruik (en afval), hergebruik van materialen, gebruik van natuurlijke materialen: ontwerpen voor een duurzamere wereld laat de lichting 2024 volop zien. Ook op een ander niveau dan van het product. Neem Kiki Astner, die in het mooie project ‘Tonne für Tonne’ kritisch heeft gekeken naar de handel in bossen voor koolstofcompensatie. In de vorm van een ‘Gouden Gids’ met contactgegevens van mensen die informatie en advies kunnen geven over bosgerelateerde financiering, wil ze met haar project de 145.000 kleine boseigenaren in Oostenrijk ondersteunen. Katharina Ammann ontwierp een horizontale fotobioreactor, waarmee zonne-energie wordt gebruikt voor het kweken van algen; het prototype is echter vooral een visualisatie van een mogelijk economisch model dat is gebaseerd op de waarde van zonlicht. Met ‘A Contaminated Garden of Our Own’ onderzoekt Suzanne Craviari vanuit een ecofeministisch perspectief de ambiguïteit van de kruidengeneeskunde, terwijl de grond waarin we zaaien vervuild is.
Ook tal van andere opgaves en kwesties waar mensheid en maatschappij momenteel mee worden geconfronteerd, zijn door de afstudeerders opgepakt, uiteenlopend van het inclusiviteit (bijvoorbeeld de toegang tot gebitszorg in ‘Smileopoly’ van Pauline Bernichan) tot democratie (het dubieuze algoritmische systeem bij veel machine learning, in ‘The Blue Flower Syndrome’ van Benze De Ream). Of van complottheorieën (en het raakvlak met design-strategieën in ‘The Bigger Picture’ van Carlo Bramanti) tot post-kolonialisme (een gezonde leefomgeving en de ethische implicaties van huizen die dankzij het kolonialisme zijn gebouwd: het project ‘Sick Building Syndrome’ van Merel van Bochove).
Dit is een beperkte greep; met zo’n tweehonderd gepresenteerde afstudeerprojecten doet geen enkele selectie recht aan het gepresenteerde. Een presentatie die, ook met de eerder gemaakte kanttekening in het achterhoofd, de creatieve betrokkenheid van de lichting 2024 laat zien.