Tijdens de Tweede Wereldoorlog zijn, in antwoord op de luchtaanvallen door de geallieerden, in Berlijn, Hamburg en Wenen grote en hoge luchtverdedigingsbunkers gebouwd. Voor de havenstad Hamburg waren drie van deze zogeheten flakturms gepland, in een driehoek rond de stad. Deze bunkers zouden gekoppeld worden aan drie kleinere observatiebunkers. Van dez
e stelling is tweederde gerealiseerd: twee grote flakturms en twee kleinere observatiebunkers. Voor de bouw van de bunkers werden duizenden dwangarbeiders ingezet.
Voor de bunkers ontwikkelde de Duitse architect Friedrich Tramm drie typen, van kleiner tot groter. Wat de bunkers gemeenschappelijk hebben is dat ze hoog boven hun omgeving uittorenen. Dit om de luchtverdediging, die er bovenop geplaatst werd, een weids schootsveld te geven. Maar het had ook een praktische en symbolische betekenis richting de bevolking van de steden. Bij luchtaanvallen konden omwonenden namelijk ook schuilen in deze bunkers. In de grootste van deze bunkers in Hamburg, in de buurt St. Pauli, schuilden tijdens de bombardementen van de geallieerden tot wel 25.000 onwonenden.
Na de Tweede Wereldoorlog was de wens om deze zeer tastbare herinneringen aan de gruwelen van het Nazi-regime te ontmantelen. De massiviteit en plek van de bunkers maakte dat echter nagenoeg onmogelijk. De bunker in Wilhelmsburg heeft wanden die 2 meter dik zijn en een dak dat 3,5 meter dik is. Allemaal in gewapend beton. De bunker in St. Pauli heeft zelfs wanden die 3,5 meter dik zijn en een dak dat 5 meter dik is. Deze bunkers opblazen zou ook de buurten eromheen beschadigen, terwijl er in Hamburg al zo’n tekort aan woningen was na de oorlog.