Het blijkt niet eenvoudig te zijn om reputatieschade na aantasting van een bouwwerk aan te tonen. Dit geldt in het bijzonder voor de gevallen waarin men een nieuw bouwwerk naast een bestaand bouwwerk plaatst. Een verstoring van de harmonie met de bouwwerken in de directe omgeving levert dus niet zo snel een aantasting in juridische zin op. Ook minimale aanpassingen aan het bouwwerk zelf volstaan niet. De conclusie lijkt gerechtvaardigd dat het moet gaan om ernstige aantastingen van de beschermde trekken van het bouwwerk, die ook nog eens goed zichtbaar moeten zijn voor het publiek.
Met de andere grond – de belangenafweging na een wijziging van het bouwwerk – hadden eisende architecten soms wél succes. Ook als een nieuw bouwwerk naast een bestaand bouwwerk werd geplaats en die plaatsing bijvoorbeeld effect heeft op de zichtbaarheid van het bestaande bouwwerk.
Ik volsta met een opsomming van de factoren die een rol spelen bij voornoemde belangenafweging: a) het effect van een nieuw bouwwerk op de zichtbaarheid van het bestaande bouwwerk, b) een bestemmings- en / of functiewijziging, c) belang bij uitbreiding, d) de kenbaarheid van een uitbreiding, e) het stadium waarin de architect is betrokken, f) de bereidheid van de architect om betrokken te zijn bij overleg, g) het belang om bouwwerkzaamheden uit te voeren tezamen met andere geplande bouwwerkzaamheden, h) verstoring van zichtlijnen door de plaatsing van een nieuw bouwwerk, i) veiligheidseisen, j) het al dan niet definitieve karakter van een ontwerp, k) mogelijke alternatieve bouwoplossingen, l) gedane substantiële investeringen en m) effect van uitstel van de bouwwerkzaamheden op die investeringen, n) duurzaamheidseisen en o) de vraag of een verhuurd bouwwerk opnieuw aan één huurder kan worden verhuurd of p) aan meerdere huurders, zodat functionele wijzigingen noodzakelijk zijn.