Faculteit FNWI
10 februari 2010
De nieuwbouw voor de Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica (FNWI) van de Universiteit van Amsterdam is het product van de unieke samenwerking tussen de architectenbureaus Architectuurstudio HH (bouwdeel A en renovatiepanden), Meyer en Van Schooten Architecten (bouwdeel B) en Rudy Uytenhaak Architectenbureau (bouwdeel C en D, en coördinerend architect).
De ambitie van de universiteit om een groot, gastvrij en bovenal herkenbaar en gedifferentieerd gebouw te maken was de belangrijkste reden om in 2001, na een door bureau Uytenhaak gewonnen Internationale Prijsvraag, voor drie architecten te kiezen. Het uitgangspunt voor het ontwerp van het gebouwencomplex is de ontmoeting en uitwisseling tussen alle onderdelen van de faculteit. Het motto van het ontwerp luidt daarom ’de articulatie van de interactie’.
Het nieuwe faculteitsgebouw, dat onderdak biedt aan een omvangrijk programma van onderwijsruimten, algemene voorzieningen, kantoren en laboratoria, vormt het hart van het Amsterdamse Science Park, waar zich naast de UvA ook tal van aan de wetenschap gerelateerde bedrijven zullen vestigen.
De nieuwbouw van de FNWI staat loodrecht op de hoofdstructuur van het stedenbouwkundig plan en benadrukt daardoor de centrale plek van het gebouw in het Science Park. Ter plaatse van de onbebouwde ‘polderstroken’ is het gebouw opgetild. Zo kan de openbare ruimte vrijelijk doorlopen en wordt het faculteitsgebouw verweven met de structuur van het Science Park.
De twee semibesloten binnenhoven, met daartussen de entreehal, vormen een publieke ruimte die de twee polderstroken verbindt. De bouwdelen A, B en D, die voornamelijk laboratoria huisvesten, hebben elk een eigen identiteit. Het langgerekte, ‘zwevende’ bouwdeel C, waar zich de kantoren bevinden, verbindt deze delen en maakt het gebouw tot één geheel met een zekere monumentaliteit.
Het centraal gelegen bouwdeel C biedt onderdak aan een aantal openbare en onderwijsvoorzieningen op de begane grond en 1e verdieping en een uitgebreid kantoorprogramma op de daarboven gelegen bouwlagen.
Vanuit de polderstroken kom je via één van de twee binnenhoven bij het hart van het gebouw: de centrale hal. Hieromheen bevinden zich de belangrijkste publieke functies, zoals het restaurant en de collegezalen. Een monumentale trap geeft toegang tot het op de 1e verdieping gelegen studiecentrum.
De kleur van de bestrating van de binnenhoven wordt doorgezet in de natuurstenen vloer van de entreehal, waardoor het openbare karakter van de hal wordt benadrukt. Uit deze vloer rijst een opvallend volume op, waarin de portiersloge en een espressobar met herkenbare kleuren hun plek hebben gekregen. De collegezalen zijn herkenbaar aan de golvende bekleding van essenhouten latten, die soms overgaat in zitelementen.
Op de kantoorverdiepingen is door middel van lichte kleuren en het gebruik van transparante en translucente materialen een lichte en frisse werkomgeving
gecreëerd.
Boven de entreehal en op de raakvlakken van de vier bouwdelen zorgen grote vides ervoor dat daglicht tot diep in het gebouw kan doordringen. Ook ontstaan op deze plekken velerlei diagonale zichtrelaties tussen kantoren, labs en onderwijsfuncties. Hiermee worden onder- en bovenbouw gekoppeld en krijgt het gebouw haar kenmerkende ruimtelijkheid.
De ruime daglichttoetreding, de compacte gebouwopzet en de toepassing van betonkernactivering (verwarming en koeling in de vloer) in combinatie met warmte-/koudeopslag in de bodem zorgen er samen met de grote indelingsflexibiliteit van kantoren en laboratoria voor dat het faculteitsgebouw ook een duurzaam gebouw is geworden.
De gevel van bouwdeel C heeft een lichte en open uitstraling gekregen. De vloerranden zijn door middel van natuursteen (travertin) banden zichtbaar gemaakt en onderstrepen de lengte van het gebouw. Daartussen wisselen terug liggende raamopeningen en naar voren springende gezeefdrukte glasplaten elkaar af. De dieptewerking die hierdoor ontstaat en het verspringen van het patroon per verdieping zorgen voor een gelaagde en dynamische gevel.