“De aanleiding voor de uitbreiding ligt in het feit dat we op dit moment de collectie niet goed kunnen laten zien”, vertelt De Vogel. “Het levensdoel van Helene Kröller-Müller was om moderne kunst vanaf 1850 te verzamelen en tentoon te stellen. Dat doen we nog steeds, maar het laatste deel, van na de Tweede Wereldoorlog, kunnen we maar heel beperkt laten zien. Te weinig, vinden we. Daarmee kunnen we onvoldoende invulling geven aan onze missie. We hebben echt meer ruimte nodig.”
Voor het tentoonstellen van de recentste kunst is in de jaren ‘70 een gebouw naar ontwerp van architect Wim Quist neergezet. Sinds de jaren ‘90 worden de zalen daarin echter vooral ingezet voor tijdelijke
tentoonstellingen. “Zo kan ingespeeld worden op de actualiteit en wordt herhaalbezoek aan het museum gestimuleerd. Maar voor de collectie ontbreekt zo ruimte.”
Daarnaast is er ook meer ruimte nodig voor publieksfaciliteiten, zoals het museumcafé, en is meer ruimte nodig voor de opslag van kunst. “In de jaren ‘70 heeft architect Wim Quist een prachtige kuil ontworpen als museumcafé. Met het is nauwelijks meer dan een uitgiftebalie. Onze bezoekers uit het buitenland, zo’n 46% van het totaal, stellen steeds hogere eisen, net als het publiek uit eigen land trouwens. In de huidige ruimte kunnen we daar niet fatsoenlijk antwoord op geven. We zitten wat opgesloten in ons gebouw.”
“We streven naar een uitbreiding van rond de 12.000 m
2 en daarvan zou ongeveer een derde expositieruimte moeten zijn. Naast nieuwe publieksfaciliteiten en verkeersruimtes is dan nog een belangrijk deel daarvan gereserveerd als depotruimte. Dat zien we ook als ruimte voor de collectie, voor de groei daarvan, want ieder jaar komen er stukken bij.”
“Het is ook goed om je te realiseren dat in de jaren ‘70 van de vorige eeuw voor het laatst iets groots gedaan is aan het museum. Het is hard nodig om de verschillende faciliteiten naar de huidige tijd te trekken.”