Dutch Design Week: ontwerpen voor de tussenfase
27 oktober 2021, 16:50
De organisatie van de Dutch Design Week richtte de aandacht van deelnemers en bezoekers op verschillende vraagstukken waar we voor staan, van klimaatverandering, afval en welzijn tot inclusiviteit. De veelheid en complexiteit van vraagstukken kan overweldigend zijn. Ook daarover bogen zich deelnemers aan de DDW, bijvoorbeeld met exposities in Kazerne en TAC.
Met als overkoepelend thema The Greater Number voor de afgelopen Dutch Design Week (DDW) wilde de organisatie stimuleren tot nadenken of we steeds naar nieuw en meer moeten streven, en of we niet andere waarden als grondslag moeten nemen. Op vele plekken liet de DDW, die zich van 16 tot en met 24 oktober in Eindhoven afspeelde, zien hoe ontwerpers zoeken naar oplossingen voor een – in brede zin – duurzamere wereld.
De schaarste aan grondstoffen, drinkbaar water en ruimte, de vervuiling van lucht, land en water, de klimaatproblematiek, de achteruitgang van de biodiversiteit, sociale ongelijkheid; de problemen van het antropoceen (of zoals ecoloog Andreas Malm voorstelt: kapitaloceen, aangezien niet ieder mens en iedere cultuur evenveel bijdraagt aan de problematische veranderingen) zijn omvangrijk en regelmatig verknoopt.
Tussenfase
Soms kunnen vernuftige ontwerpen meerdere vliegen in één klap slaan, maar de complexiteit van de problematiek kan ook verlammend werken. We willen wel het hele systeem veranderen, maar waar moeten we in hemelsnaam beginnen? Dat gevoel erkent Annemoon Geurts, creatief directeur van Kazerne, en nam het als startpunt voor de expositie Between No-Longer and Not-Yet, een expositie voor de tijd tussen ‘wat niet meer is’ en ‘wat nog niet is’ – en dat ‘wat’ lijkt vooral: zekerheid.
“We laten de state-of-mind van de onzekerheid toe, vanuit de wetenschap dat juist deze tussenfase de creativiteit aanwakkert”, schrijft Geurts in een tekst bij de expositie. In Kazerne zijn dan ook veel, maar niet louter, ‘duurzame’ ontwerpen te zien. Er is ook ruimte voor ontwerpen die anderszins inspireren, verrassen en tot denken zetten, legt Geurts uit.
Als kanttekening kan dan worden geplaatst dat hiermee eigenlijk alles binnen het uitgangspunt van de expositie past. Helaas is in Kazerne dan ook een aantal ontwerpen te zien die weinig overtuigen en urgentie en vernieuwing missen. Wat te denken van bewerkt hout dat een magere herhaling van Giuseppe Penone’s kunstwerken lijkt?
Schoonheid
Volgens moeder en dochter Jet en Pieke Bergmans komen de meeste pure vormen van schoonheid niet voort uit controle, maar juist uit een wisselwerking tussen wat zich voordoet en wat je daarop zelf inbrengt. De vloeiende, ritmische tekeningen op papier worden in Kazerne getoond als prints op grote textiele doeken; in dezelfde ruimte toont Pieke een grillig lichtsculptuur – een groot exemplaar van haar eerdere Phenomeneon-werk – en een organisch gevormd (zit)sculptuur uit textiel.
Geke Lensink laat zich inspireren door ambacht en materiaal, die ze inzet voor het vertellen van haar eigen verhalen. Haar taal is vaak robuust: bijna letterlijk in de kleden, waarvan het dessin bestaat uit blokkerige letters. Even robuust en ambachtelijk is de houten tafel die zij presenteert; het blad, op een onderstel uit grote driehoeken, wordt bezet door houten blokken in verschillende afmetingen, wat de functionaliteit van het meubel ondermijnt. Of de conversatie aan tafel stimuleert.
In een hoek van dezelfde ruimte draait een fraaie ‘rok’ uit textiel in verschillend gekleurde banen. De stof is volgens een oude Japanse techniek – dorozome – met modder geverfd; het verrassende is dat de kleuren eigenlijk verschillende fasen zijn in het lange ambachtelijke proces om tot de uiteindelijke diepzwarte kleur te komen. Ontwerpers Satomi Minoshima en Pauline Agustoni laten juist de ‘tussenkleuren’, die voor de Japanse ambachtslieden geen betekenis en geen naam hebben, en daarmee het proces zien.
Natuurlijk verven
Ook Nienke Hoogvliet heeft textiel geverfd met een biologische, maar wel heel verrassende grondstof: kaumera. Dit materiaal, dat uit water wordt gezuiverd in het proces naar drinkwater, heeft de bijzondere eigenschap dat het chemische eigenschappen van andere stoffen versterkt. Zo kan het als kleurversterker worden ingezet bij textielverf, zodat er minder chemische verf nodig is. Hoogvliet heeft er een kimono mee geverfd.
Het project is een van de uitkomsten uit een onderzoek van Hoogvliet op verzoek van de Nederlandse Waterschappen naar toepassingen voor afvalstoffen uit de waterzuivering. Naast kaumera heeft ze PHA en cellulose toegepast. PHA is een natuurlijk materiaal met de eigenschappen van plastic; de ontwerpster maakte hiermee er een urn, zodat de as van een geliefde en de urn zonder ecologische schade aan de natuur kunnen worden teruggegeven. De cellulose – afkomstig van wc-papier, dat met 180.000 ton jaarlijks in het Nederlandse riool belandt – maakte Hoogvliet een tafel, een lamp en schalen.
Overigens liet Studio Nienke Hoogvliet elders tijdens de DDW (in het Klokgebouw, bij de expositie It’s in our nature) ook een project zien met een alternatieve, natuurlijke verfstof. De door Hoogvliet geïnitieerde onderneming Zeefier maakt textielverf op basis van zeewier en zeewierafval. In dezelfde expositie lieten de ontwerpers Laura Luchtman en Ilfa Siebenhaar (Living Colour) de resultaten zien van onderzoek naar verfstoffen gebaseerd bacteriën. De verfmethode, toegepast voor een collectie van en in samenwerking met Puma, vraagt bovendien geen gevaarlijke chemicaliën, minder water en minder energie.
En, terug in Kazerne, Giulia Pompilj heeft textiel geverfd met plantaardige verfstoffen. Met het project laat ze zien hoe de kleur die planten opleveren zijn bepaald door de bodemsamenstelling en dat daardoor het geverfde textiel nieuw verbonden is met een stad of landschap.
Bouwmateriaal
Calciumcarbonaat komt ruimschoots en overal op aarde voor; onder andere als ketelsteen of als kalkaanslag. In plaats van als een hinderlijk bijproduct in bijvoorbeeld de waterkoker heeft Erco Lai het materiaal willen zien als een interessante grondstof. Door natuurlijke processen na te bootsen heeft de ontwerper ketelsteen weten te binden tot een bouwmateriaal, dat volgens hem bovendien door iedereen thuis is te maken, delven en verwerken In Kazerne toonde hij objecten en een krukje uit ‘huisgemaakt’ calciumcarbonaat.
Bouwmateriaal uit bouwafval is ook een product van StoneCycling. Dit bedrijf maakt van bouwafval nieuwe bakstenen: WasteBasedBricks en WasteBasedSlips. Tijdens de afgelopen DDW presenteerde het bedrijf geglazuurde versies, ontwikkeld in samenwerking met Studio Mixtura. Ook de glazuren in diverse tinten zijn gebaseerd op afval, afkomstig uit de metallurgische industrie.
Ontrafelen
Ontwerper Noud Sleumer komt niet direct met praktische toepassingen van afval, maar stelt liever vragen over de herkomst van de objecten waarmee we ons omringen. In zijn onderzoek rafelt hij vaak de weg van een object uiteen: van grondstof, productie, consumptie tot afvalverwerking. Een kapotte mobiele telefoon is voor de gebruiker plots waardeloos, maar voor het mondiale productiesysteem bevat het apparaat nog steeds waardevolle materialen – en persoonlijke data.
Ook: hoe verspreiden zich door internationale handel waterorganismen zich via ballasttanks van schepen over de wereld. Hoe moet Nederland, dat nota bene met molens altijd gebruik heeft gemaakt van windenergie, omgaan met het afval van de enorme stalen windmolens die nu worden vervangen door nieuwere, rendabeler exemplaren? Met zijn uiteenrafelende benadering van dergelijke kwesties laat Sleumer niet alleen de producten, maar ook het ingewikkelde web van bijbehorende systemen en infrastructuren zien. Dat is misschien ontmoedigend, en misschien behulpzaam in het herdenken van waarden.
Signs of (un)making is ook na de DDW nog te zien, tot en met 5 december in TAC. De tentoonstelling Between No-longer and Not-Yet in Kazerne is te zien tot eind februari 2022.