Marcel van Engelen
Copyright: Judith van IJken
Boekcover 'De stad. Het verhaal van Amsterdam van 1980 tot vandaag'
Copyright: Uitgeverij De Bezige Bij
Marcel van Engelen
Copyright: Judith van IJken
Boekcover 'De stad. Het verhaal van Amsterdam van 1980 tot vandaag'
Copyright: Uitgeverij De Bezige Bij

Interview Marcel van Engelen: “Amsterdam ontwikkelt zich tot een sorteermachine”

24 juli, 9:46
Afgelopen voorjaar verscheen het veelgelezen boek De stad. Het verhaal van Amsterdam van 1980 tot vandaag. In deze stadsbiografie beschrijft auteur Marcel van Engelen de ontwikkeling die Amsterdam in de afgelopen vier decennia doormaakte van een stad in verval tot een stad die tot bloei kwam, maar ook weer in een nieuwe stedelijk crisis belandde. Architectenweb sprak er met hem over. “Er vindt nu een vervluchtiging van bewoners plaats in Amsterdam.”

Want Amsterdam / is poep op de stoep / en haat in de straat / je bent op je hoede

Bovenstaande regel uit de hit Mijn stad (1984) van Danny de Munk vormt het motto van het boek De stad. Hoewel het levenslied is bedoeld als ode aan Amsterdam, beschrijft het perfect de deplorabele staat van de Nederlandse hoofdstad aan het begin van de jaren tachtig. Amsterdam werd ontsierd door vervallen wijken en gebouwen, junks lagen op straat en het was de tijd van krakersrellen. Daarbij verloor de stad ongeveer 200.000 inwoners, met name doordat oorspronkelijke bewoners verhuisden naar plekken als Almere en Purmerend. Van Engelen duidt deze periode aan als een naoorlogs dieptepunt. “Het is natuurlijk lastig om voor een stad een dieptepunt aan te wijzen, want een stad is een ingewikkeld organisme. Toch denk ik dat je er voor die tijd wel degelijk van kunt spreken, omdat er veel negatieve dingen samenkwamen. Het aantal inwoners was op een dieptepunt beland, economisch ging het slecht, de werkloosheid was groot en er heerste veel onduidelijkheid over waar de economie zich naartoe bewoog. Veel oude wijken lagen er fysiek slecht bij omdat de stadsvernieuwing nog op gang moest komen. Daarnaast hing er een rauwe sfeer. De kroningsrellen van 1980 zijn er een bekend voorbeeld van, maar wat ik ook tekenend vind is dat de Utrechtsestraat, die midden in het centrum ligt, een tippelzone was.”

Stadsoorlog
Amsterdam bevond zich destijds in het laatste kwart van de zogeheten stadsoorlog, die zo’n twintig jaar duurde en met name draaide om de stadsvernieuwing. Waar de gemeente - en dan met name de dienst Stadsontwikkeling - complete wijken wilde slopen en vervangen door nieuwbouw, kwamen bewoners en partijen als monumentenbeschermers hier tegen in opstand. Het verzet begon in de Dapperbuurt en waaide later onder meer over naar de Nieuwmarktbuurt, waar de geplande sloop van woningen voor een metrolijn in 1975 tot grootschalige rellen leidden. Ook in politiek ontstond een richtingenstrijd. Met name in de PvdA, de grootste partij die bovendien de meeste bestuurders afleverde, kwam het bestaande beleid steeds meer onder vuur te liggen. De kleinschaligen, zoals de tegenbeweging onder aanvoering van de latere wethouder ruimtelijke ordening Michael van der Vlis werd genoemd, wonnen de strijd uiteindelijk. Nu is Michael van der Vlis geen naam die veel belletjes doet rinkelen, maar volgens Van Engelen is hij belangrijker voor Amsterdam geweest dan zijn veel bekendere collega-wethouder volkshuisvesting Jan Schaefer (‘in geouwehoer kun je niet wonen’).

“Ik durf te stellen dat Van der Vlis de belangrijkste naoorlogse bestuurder van Amsterdam was”, zegt de auteur. “Hij is verantwoordelijk voor de draai die de gemeente heeft gemaakt van het aansturen op een uiteengelegde stad naar het werken aan een compacte stad. De oude koers was er een van doorbraken realiseren, oude wijken slopen, ruimte maken voor de auto, de binnenstad omvormen tot een zakencentrum (cityvorming) en gezinnen de stad uit leiden. Hij was degene die het ideaal van de compacte stad er doorheen joeg; een stad met veel functies door elkaar heen, een stad waar het bestaande grotendeels behouden blijft en aangevuld met nieuwbouw, een stad waar dicht opeen wordt gebouwd. Kortom, eigenlijk de stad die Amsterdam is geworden.” Van der Vlis brak ook de macht van de invloedrijke en nogal solitair opererende dienst Stadsontwikkeling, liet aparte banen voor de auto en tram aanleggen en maakte een begin met beleid voor Amsterdam als fietsstad. Hij sleet de laatste jaren van zijn leven ironisch genoeg in een woning bij de Jan Schaeferbrug op Java-eiland. “Van der Vlis was bescheiden over zijn eigen rol, maar ook heel eigenwijs en zelfbewust. Jan Schaefer was de eigenlijke burgemeester, zei hij. Schaefer trok de aandacht door zijn scherpe opmerkingen en zijn daadkracht. Onder zijn leiding kwam de woningbouw en stadsvernieuwing, die zeker tien jaar hadden stilgelegen, op gang. Op lange termijn is Van der Vlis echter belangrijker geweest voor Amsterdam, al vulden ze elkaar goed aan.”

Kanteljaar
Met het aantreden van Van der Vlis en Schaefer als wethouders kan 1978 als een kanteljaar voor Amsterdam worden beschouwd. Niet alleen omdat er vanaf dat moment beleid werd gevoerd dat was gericht op de compacte stad, ook werden sindsdien weer veel meer woningen gebouwd, die bovendien betaalbaar waren. Toch moest het heftigste deel van de stadsoorlog nog beginnen; de periode van de krakersrellen. Hoe verhouden deze zaken zich tot elkaar? “Dat is een interessante vraag. Uiteraard was er een hevige woningnood, maar grosso modo zaten het stadsbestuur en de krakers op één lijn. Schaefer en Van der Vlis waren ook voor het behoud van wijken, bouwen voor de bestaande bewoners en het creëren van gemengde en betaalbare buurten. Kraken was echter ook een tegencultuur, die zich met veel zaken bemoeide, van racisme tot het al dan niet binnenhalen van de Olympische Spelen van 1992. Daarbij richtten krakers van de jaren tachtig zich wel op individuele woningnood, maar het ging niet meer om de ruimtelijke koers van de stad of het behoud van oude wijken. Die strijd was in de jaren zeventig gestreden.”

Vanaf 1985 begon Amsterdam weer te groeien. Het vuur van de kraakbeweging doofde langzaam uit, de woningbouwproductie kwam op gang en er trokken meer nieuwe bewoners naar de stad. Waren dit in de jaren zestig vooral jongeren uit de provincie, later kwamen daar Surinaamse emigranten en Turkse en Marokkaanse gastarbeiders bij. Hoewel de laatstgenoemde groepen in de jaren tachtig ook hun gezinnen naar Amsterdam haalden, transformeerde de hoofdstad in de tweede helft van de 20e eeuw van een typische gezinsstad naar een jongeren- en migrantenstad. “Als je naar oude beelden van Amsterdam kijkt, zie je veel kinderen op straat. Die verdwenen min of meer uit het straatbeeld. Ook merkte je de verandering op scholen. Waren er eerst zo’n 100.000 basisschoolleerlingen in de stad, op het dieptepunt in 1985 waren dat er nog maar 50.000. Scholen moesten sluiten, maar dat gold ook voor andere functies, zoals ziekenhuizen in de stad. De plek waar wij dit interview doen, Lab111 in Oud-West, was bijvoorbeeld een laboratorium op een ziekenhuisterrein. Daarnaast zag je horeca en winkels van karakter veranderen door het nieuwe publiek dat ontstond. Eind jaren tachtig en negentig kwamen er wel weer gezinnen naar de stad door de gezinshereniging bij arbeidsmigranten, maar het duurde tot 2000 tot er nieuwe typen gezinnen naar de stad trokken. Dat waren hoogopgeleiden, die door sociale wetenschappers YUPP’s worden genoemd: Young Urban Professional Parents. Bij hen is de bakfietscultuur geboren.”

Markt krijgt grotere vinger in de pap
Voor het zover was, veranderde de zeggenschap over het bouwen en de voorwaarden waaronder er werd gebouwd in Amsterdam. Er kwamen beduidend meer koopwoningen in de stad, de huurmarkt werd geliberaliseerd en de markt kreeg een grotere vinger in de pap. Daarnaast stonden er in de stad twee Vinexwijken op de rol: IJburg en Middelveldsche Akerpolder. De omslag naar meer macht voor marktpartijen was niet altijd eenvoudig in een gemeente die gewend was om de regie te hebben bij het bouwen, maar soms lagen daar andere redenen aan ten grondslag dan je zou verwachten. Bij de transformatie van het KNSM-eiland tot woonwijk waren het juist marktpartijen die koudwatervrees toonden. “De toenmalige wethouder Louis Genet heeft daar echt wakker van gelegen. De gemeente had al plannen gemaakt, er was met ontwikkelaars en beleggers als ABP gesproken, maar die trokken zich terug. Koopwoningbouw op een afgelegen plek als KNSM-eiland, dat bovendien werd omgeven door water, vonden ze te risicovol. Je kunt het je nu niet meer voorstellen, maar de situatie was in die tijd natuurlijk ook heel anders. Er waren in Europa nog maar een paar voorbeelden van zulke herontwikkelingsprojecten, zoals Docklands in Londen. Ook ging het met Amsterdam economisch net weer wat beter, maar het is nog lang een Artikel 12-gemeente geweest, die onder curatele stond van het Rijk. Uiteindelijk hebben twee woningcorporaties de ontwikkeling van KNSM-eiland ter hand genomen en stapten marktpartijen pas later in.”

De nukken van de markt toonden zich ook toen de gemeente Amsterdam begin jaren negentig een ander deel van de zuidelijke IJ-oevers wilde herontwikkelen tot een nieuw zakencentrum. Met name op de Oostelijke Handelskade en het Oosterdokseiland moesten kantoren komen die topbedrijven zouden aantrekken, waarmee de stad na het mislukken van de plannen voor de Nieuwmarktbuurt alsnog zijn ‘city’ aan de rand van het centrum kreeg. Er werd een publiek-private samenwerking (de Amsterdam Waterfront Financieringsmaatschappij) opgetuigd en Rem Koolhaas maakte in 1992 een plan voor het gehele gebied, dat zich uitstrekt van het Westerdok tot de Oostelijke Havengebieden. Het plan sneuvelde omdat ABN AMRO, waarvoor de gemeente een kavel had gereserveerd op de kop van de Oostelijke Handselskade, zijn voorkeur gaf aan een plek aan de zuidelijke rand van de stad; de latere Zuidas. Die lag immers dichtbij Schiphol en was mede dankzij het toen nog kleine station Zuid goed bereikbaar. Hoewel het plan van Koolhaas niet is uitgevoerd, komt de opzet griezelig overeen met het uiteindelijke karakter van de zuidelijke IJ-oevers. Ook zijn elementen uit het plan, zoals een nieuwe bibliotheek (op het Oosterdokseiland) en een muziekgebouw (op de plek waar oorspronkelijk het hoofdkantoor van ABN AMRO was gepland), verwezenlijkt. Noem het visie, noem het toeval, maar feit is ook dat meerdere architecten die later in het gebied werkten deel uitmaakten van het atelier dat het Koolhaas-plan ontwikkelde. Onder hen Kees Christiaanse (KCAP), die het masterplan voor De Pakhuysen aan de Oostelijke Handelskade maakte, en Adriaan Geuze (West 8), de bedenker van het stedenbouwkundig plan voor Borneo-Sporenburg.

“Het plan van Koolhaas werd in 1992 niet enthousiast onthaald, het werd weggezet als megalomaan. Het was ook een te grootschalig plan. In combinatie met een bedrijfsleven dat een voorkeur had voor de Zuidas zou het plan hoe dan ook vroeg of laat zijn geklapt. Tegelijk heeft het plan agenda-settend gewerkt, de ideeën zijn doorgesijpeld in het collectieve bewustzijn. Overigens niet alleen dankzij de tientallen architecten, maar ook de bestuurders ambtenaren die bij het plan betrokken waren”, zegt Van Engelen. Een belangrijk uitgangspunt in het plan van Koolhaas was dat de gebieden die samen de zuidelijke IJ-oevers vormden een eigen karakter zouden krijgen, zelfs het KNSM-eiland en Java-eiland, die weliswaar op hetzelfde eiland liggen, maar dankzij hun stedenbouwkundige opzet en architectuur toch als verschillende eilanden aanvoelen. “Peter Defesche, die het plan voor het Westerdokseiland heeft gemaakt, vertelde mij dat het plan van Koolhaas bevrijdend werkte, omdat die de zuidelijke IJ-oevers zag als een keten van eilanden met elk een eigen karakter. Het Westerdok hoefde bijvoorbeeld niet te lijken op de nabijgelegen Houthavens. Defesche voelde zich daardoor vrij om op het Westerdokseiland, zoals hij het noemde, carré-achtige structuren in te tekenen.”

Van de ene naar de andere stedelijke crisis 
Van Engelen schrijft dat Amsterdam in veertig jaar tijd van de ene naar de andere stedelijke crisis is gegaan. Was Amsterdam begin jaren tachtig een stad in verval die een groot deel van zijn inwoners had verloren, kan het anno 2024 worden gekenschetst als een weliswaar flink opgeknapte, maar ook ontoegankelijke stad voor mensen zonder hoge inkomens, rijke ouders of werkgever die huisvesting kan regelen. Amsterdam was in de afgelopen 25 jaar een ongekend populaire stad, waar een nieuwe generatie stedelingen op af kwam (van YUPP’s tot expats), maar waar tegelijk steeds minder plek was voor mensen zonder overdreven grote beurs. Bovendien nam de ongelijkheid onder inwoners enorm toe, mede als gevolg van gentrificatie. Toch heeft Amsterdam bepaald niet te lijden onder een gebrek aan instroom van nieuwe bewoners, ziet Van Engelen. Sterker nog, die is tot zijn verbazing groter dan ooit. “Er komen jaarlijks iets van 90.000 mensen in. Voor mij was dat echt een eyeopener. Als je kijkt naar hoe de stad in de afgelopen tien jaar is veranderd, dan zie je dat de helft van de bevolking nieuw is. Van de helft van de huidige bevolking woonde 53 procent er tien jaar geleden ook al en 47 procent nog niet, dat vind ik echt verbazingwekkend. Het problematische van de huidige situatie is dat er een vervluchtiging van bewoners plaatsvindt. In 2000 woonden jonge mensen, de leeftijdsgroep 18 tot 27 jaar, gemiddeld vijf jaar in Amsterdam en nu is dat gemiddeld 2,5 jaar. Sommigen kiezen daar bewust voor, andere hebben geen keus omdat ze met tijdelijke huurcontracten zitten. Nu is het tijdelijke huurcontract per 1 juli afgeschaft, maar in de afgelopen jaren was tijdelijkheid wel de norm. De stad ontwikkelt zich zo van emancipatiemachine naar een sorteermachine. Je kunt er bijna alleen nog wonen als je voldoende geld hebt of als je zoals ik al eerder een wooncarrière hebt doorlopen en al in het bezit bent van een koophuis.”

Nu heeft Amsterdam zich langzaam opgetrokken uit zijn vorige stedelijke crisis. Ziet Van Engelen ook een oplossing voor de huidige? “We hebben te maken met een wooncrisis, dat is een heel complex probleem. Wat ik wel geloof is dat de overheid en specifiek gemeente meer controle moet proberen te krijgen op ontwikkeling van de stad. Nieuwbouwgebieden worden voornamelijk gerealiseerd door marktpartijen. Hoewel dat niet per se malafide partijen zijn, is hun belang om rendement te behalen op het project. Er is maar één partij die het collectieve belang kan waarborgen en dat is de gemeente. Nu kan de gemeente vaak niet anders dan meebewegen met marktpartijen, want er ligt de ambitie of verplichting om een bepaald aantal woningen te realiseren. Dat is een perverse prikkel, want het gaat bij woningbouw zeker niet alleen om het aantal, maar ook om kwaliteit en voor wie er gebouwd wordt. Nu is de keuze vaak beperkt tot heel klein of heel duur wonen. De vraag is hoe lang bewoners van zulke huizen in de stad blijven wonen.”

Vorig jaar is ook een stadsbiografie van Rotterdam verschenen. Architectenweb interviewde destijds de schrijver van dat boek, Arjen van Veelen.

Andere nieuwsberichten

Rotterdamse bureaus winnen prijsvraag voor woonwijk Landsberg am Lech

6 september, 3:47

Houten gebouw met kasgevel voor energiecoöperatie Deltawind

6 september, 11:29

Studio Rianknop geeft woning volledig nieuw, speels en kleurig interieur

5 september, 4:03

Bouw woontoren Highlight bij station Eindhoven aanstaande

5 september, 11:50

Babel Festival kijkt naar toekomst van jubilerende gemeente Zaanstad

6 september, 1:49

20.000 huizen krijgen warmte uit grootste Nederlandse warmtepomp

6 september, 9:33

Koepel studentenverenigingen wil inzetten op bouw studentenhuizen

5 september, 2:16

Woninghuren stegen in juli het sterkst in ruim dertig jaar

5 september, 10:13

Muamer Tabakovic associate partner bij Groosman architecten

4 september, 2:51

Landbouwminister Wiersma breekt met natuurbeleid van voorganger

4 september, 9:46
Ronnie WeessiesRedacteur
KUBUS | Specialist in BIM-software
SAPA
Reynaers Aluminium Nederland
Jansen
SAB-profiel bv
Aliplast Aluminium Systems
Hagemeister GmbH & Co. KG
ALUCOBOND®
Tarkett BV
Kawneer
Grohe Nederland B.V.
Malaysian Timber Council
OCS | Office Cabling Systems
Swisspearl Nederland
Forster Nederland N.V.
VELUX Commercial Benelux B.V.
Sempergreen
EeStairs | Design trappen - Balustrade - Ontwerp en constructie
Aluprof Nederland BV
QbiQ Wall Systems
Forbo Flooring
Schüco Nederland BV
AGC Nederland Holding B.V.
Cedral
Sto Isoned bv
Triflex bv
Gorter Luiken BV
Foreco Houtproducten
Wienerberger B.V.
Knauf Insulation
DUCO Ventilation & Sun Control
IsoBouw Systems bv
Mview+
Rockfon (ROCKWOOL B.V.)
Gira Nederland B.V.
Kingspan Geïsoleerde Panelen
GEZE Benelux  B.V.
Renson
Metaglas Groep
ABB | Busch-Jaeger
Jung | Hateha B.V.
Knauf Ceiling Solutions B.V.
Saint-Gobain Building Glass Benelux
Faay Vianen B.V.
objectflor
Boon Edam Nederland B.V.
Hunter Douglas Architectural
Forbo Eurocol Nederland B.V.
EQUITONE gevelpanelen
Plastica Groep
Holonite B.V.
FALK®
Tata Steel Colorcoat®
© 2002 - 2024 Architectenweb BV / Voorwaarden / Privacy / Disclaimer / Sitemap
Annuleren
OK
Sluiten
Doorgaan
Inloggen
Maak een gratis persoonlijk account aan