Hoksbergen bedacht de aula, naast ruimtelijk entree, als een schakelpunt en verbindingsruimte van twee ‘weglopende’ vleugels waarin lesruimtes (die hier coachgroepen heten) op twee niveaus langs lichtstraten zijn gesitueerd. Aan de aula grenzen, naast een keuken (die tevens maker space is) en een werkplek voor de conciërge, in de oksel van de twee vleugels ook de liftkolom en vijf maker spaces: tech-lab, media-lab, stilteruimte, muziekstudio en atelier. Alle voorzien van glazen binnengevels waardoor er een ongehinderd zicht is op de activiteiten in de aangrenzende ruimtes. Hier en daar is een open kast geplaatst waarin de resultaten uit maker space en atelier tentoongesteld kunnen worden. Vanuit de aula is aan de zuidzijde van het gebouw ook nog een tribunetrap naar het aangrenzende water bereikbaar. Scholieren die hun fiets in de stalling onder het gebouw zetten komen eveneens via de aula de school binnen. Het is een detail, zo geeft Hoksbergen ruiterlijk toe, dat hij afkeek van het ontwerp van Ector Hoogstad voor het Hyperion Lyceum in Amsterdam-Noord.
Met deze ruimtelijke vormgeving en indeling heeft Hoksbergen de ruimtelijke puzzel meer dan opgelost. De aula is de vanzelfsprekende en onvermijdelijke nucleus van school en ontwerp geworden. Leerlingen komen hier aan in de school, passeren de ruimte op weg naar hun coachruimtes, eten er hun lunch en verblijven er om te werken of te simpelweg te hangen. Er zijn woonkamers die minder bieden.