Om te onderzoeken of Het Epos met hetzelfde bouwsysteem gemaakt kon worden, had de aannemer een plan getekend met een rij lokalen en daarnaast een losse aula en gymzaal. “Dat paste op het kavel, maar leverde veel – kostbaar – geveloppervlak op, en een rommelig beeld. We zijn daarom gaan schuiven. Met 17 modules naast elkaar in twee lagen maakten we twee vleugels met lokalen. De ruimte daartussen, zo’n twaalf meter breed, is overspannen met een houten dak en biedt ruimte aan de aula en gymzaal. De gymzaal, die sowieso akoestisch geïsoleerd moest worden, fungeert tegelijk als brandcompartiment. Op deze manier hebben we een ruimtelijk en compact gebouw gemaakt.”
Dat het Epos is genomineerd voor de Rotterdamse Architectuurprijs, is een opsteker. Maar nieuwe houtprojecten lopen moeizaam. Na anderhalf jaar gewerkt te hebben aan de zogenoemde green embassies voor de Floriade in Almere is hij met het project gestopt. “Het is complete onzin. Samen
met zeven andere architecten werden we gevraagd om duurzame, houten paviljoens te bouwen die je later kan omvormen tot woningen, maar dan voor minder geld. Alsof je een Ferrari vraagt voor het budget van een Opel Corsa.” Alle architecten zijn eruit gestapt.
Als hét grote voorbeeldproject op het gebied van houtbouw er al niet in slaagt om zijn ambities te verwezenlijken, hoe komen we dan verder? “Nou, met initiatieven van onderop”, antwoordt Mastenbroek. “Met als domper dat de houtprijzen momenteel omhoogschieten. Betonbouw blijft vooralsnog goedkoper. Bovendien hebben bouwbedrijven met grondposities belangen in betonfabrieken; daarvan staan er zo’n 150 in Nederland. Weet je hoeveel CLT-fabrieken er zijn? Geen een.” De infrastructuur voor houtbouw ontbreekt. Mastenbroek roept op om daarin te investeren, en bij TNO testprogramma’s op te zetten, die garanties geven voor houtconstructies. “Maar de enige manier om de situatie te doorbreken, is wetgeving die verplicht om grotendeels met hout te bouwen. Dan moet je je eraan houden.”