Vier genomineerden voor Abe Bonnema Prijs voor Jonge Architecten 2024
9 oktober, 13:00
Er zijn vier architecten genomineerd voor de Abe Bonnema Prijs voor Jonge Architecten 2024. Het gaat om Jelmer Buurma en Sneha Dugar (Buurma Dugar architects), Maarten van Kesteren (Maarten van Kesteren architecten), Joey Rademakers (De Nieuwe Context) en Inez Tan (Office Winhov). Zij verkregen hun nominatie op basis van een gebouw dat ze in de afgelopen twee jaar (2022-2023) hebben opgeleverd.
Er waren dit jaar ongeveer dertig projecten ingezonden door architecten onder de veertig jaar, waarvan de jury er zeven heeft bezocht. Hieruit selecteerde de jury vier nominaties. De winnaar ontvangt een geldbedrag van 20.000 euro. DE prijsuitreiking vindt plaats op zaterdag 7 december in het Rijksmuseum in Amsterdam.
De genomineerde architecten en projecten:
- Jelmer Buurma en Sneha Dugar (Buurma Dugar architects) voor paviljoen buurttuin Zoete Aarde in Zoetermeer
- Maarten van Kesteren (Maarten van Kesteren architecten) voor Vakschool Nimeto in Utrecht
- Joey Rademakers (De Nieuwe Context) voor De witte van Heer in Maastricht
- Inez Tan (Office Winhov) voor Nationaal Holocaustmuseum in Amsterdam
Juryleden
De jury van de Abe Bonnema Prijs voor Jonge Architecten 2024 staat onder voorzitterschap van Meta Knol. De andere juryleden zijn Mels Crouwel, Steven Delva, Wilma Kempinga, Gus Tielens en Nathalie de Vries. De Abe Bonnema Prijs wordt dit jaar voor de twaalfde keer uitgereikt. De prijs voor jonge architecten wordt om het jaar afgewisseld met de Abe Bonnema Architectuurprijs. De prijs is vernoemd naar de Friese architect Abe Bonnema (1926-2001).
Toelichting van de architecten bij de genomineerde inzendingen:
Paviljoen Zoete Aarde
In een oude boomgaard midden in Zoetermeer is een paviljoen voor en door vrijwilligers gerealiseerd. Het gebouw staat centraal in een buurttuin die elke dag open is voor bezoekers. In opdracht van de stichting Zoete Aarde is een open paviljoen ontworpen, dat met biobased materialen is gebouwd.
Het paviljoen bestaat uit een uitkragend dak dat wordt gedragen door twee massieve vierkante volumes die een flexibel te gebruiken centrale ruimte inkaderen. De massieve volumes van 4 bij 4 meter bevatten een keuken, sanitair, berging en winkel. Centraal staat een open en vrij in te delen tuinkamer die voor verschillende activiteiten in de tuin gebruikt wordt, zoals concerten, feestjes en workshops. Door de 6 meter brede glazen schuifpuien volledig te openen ontstaat een overgang naar de tuin en het terras.
Dankzij de eenvoud van het ontwerp was het mogelijk het paviljoen grotendeels zelf te bouwen, waardoor het met een bescheiden budget gerealiseerd kon worden. Er is daarbij bewust gekozen voor zoveel mogelijk duurzame en biobased materialen die eenvoudig te verwerken zijn, zoals larikshout en kalkhennep.
Het paviljoen is gerealiseerd door een groep vrijwilligers met hulp van enkele gespecialiseerde onderaannemers die in overleg met de opdrachtgever door de architecten zijn geselecteerd. Hierdoor hadden de architecten controle over de toegepaste materialen, bouwprocessen en de uiteindelijke kwaliteit van het project.
De witte van Heer
Deze monumentale hoeve in Maastricht uit 1843 is getransformeerd tot woon- en werkatelier. Door hergebruik van eigen mergelblokken en veldbrandstenen bleven de historische elementen van de oorspronkelijke boerderij met binnenplaats behouden, terwijl circulaire bouwmethoden en ecologische materialen zijn geïntegreerd.
Elke ruimte respecteert de oorspronkelijke functies van de boerderij. Er wordt geslapen op de voormalige hooizolder, gewerkt in de intacte paardenstal, ontspannen in de voormalige koeienstal, en gekookt en gegeten waar vroeger de kippen en varkens leefden. Deze aanpak weerspiegelt het veelzijdige leven op een traditionele boerderij, waar alle aspecten op een alledaagse manier samenkomen.
Het project omarmt de eenvoudige levensstijl van de keuterboer, die hier sinds de late middeleeuwen verbleef. De historische context illustreert een bouwmethode van geleidelijk aanpassen en uitbreiden, waarbij reparatie centraal stond. De architect volgt bij zijn ontwerp dit pragmatische principe: is er behoefte aan een raam, dan komt er een gevelopening. De begane grond is opgetrokken uit veldbrandsteen en mergel, afkomstig uit de stallen. Er werd geëxperimenteerd met de kalklaag tussen de stenen, gedeeltelijk restmateriaal van de oude mergelblokken. Dit trial-and-error proces is een essentieel onderdeel van de aanpak. De eerste verdieping en de daken zijn vervaardigd uit CLT, waardoor een vernieuwende insteek wordt gegeven aan traditionele bouwmethoden. Deze combinatie van historische en innovatieve materialen en technieken resulteert in een gebouw dat het verleden eert en tegelijkertijd een blik op de toekomst werpt.
Vakschool Nimeto
Vakschool Nimeto bestaat uit vijf bouwdelen, gebouwd tussen 1967 en 2016. Tussen het ensemble door loopt een straat. Gaandeweg was door ad-hocmaatregelen de oorspronkelijke architectuur onleesbaar geworden. Lokalen lagen verborgen achter gesloten deuren aan generieke gangen. Basisopgave was het voorzien in meer ruimte voor een groeiend studentenaantal.
Door middel van transformatie is de kwaliteit van het bestaande gebouw verbeterd. Het gebouw, de buitenruimte én de belangrijkste meubels zijn als één geheel ontworpen.
Er is zorgvuldig omgegaan met ruimte, materiaal en een zeer beperkt budget. De extra ruimte voor het groeiend studentenaantal is binnen de gebouwen gevonden. Het vloeroppervlak nam af, maar er kwam meer dan 1000 vierkante meter lesruimte bij. Door vides aan te brengen in de begane-grond-vloer zijn de kelders bruikbaar gemaakt voor onderwijs. Ontmoetingen tussen leerlingen, docenten en bezoekers vinden plaats op vier open plekken: drie vides en een nieuwe schooltuin.
De transformatie draait om refuse, rethink en reduce; niet slopen maar transformeren. Niet uitbouwen, maar beter omgaan met de beschikbare ruimte. En alleen op strategische plekken ingrijpen op basis van analyses. De enige wezenlijke architectonische toevoegingen zijn de kaders rondom de vier nieuwe open plekken, die de ruimte en de activiteiten daarbinnen accentueren. De gebouwen zijn over de straat heen verbonden met een nieuwe colonnade die langs de bestaande gevels loopt.
Nationaal Holocaustmuseum
Het Nationaal Holocaustmuseum verbeeldt een beladen lokale geschiedenis in de voormalige Joodse buurt van Amsterdam. Twee gebouwen staan hier centraal: de Hollandsche Schouwburg en de Hervormde Kweekschool. De nazi's gebruikten de voormalige schouwburg als verzamel- en deportatieplaats voor Joden. Aan de overkant van de straat stond de Hervormde Kweekschool, via dit gebouw werden honderden Joodse kinderen naar onderduikadressen gebracht.
De twee gebouwen moesten een plek worden om te herdenken en om de geschiedenis aan toekomstige generaties over te brengen. In tegenstelling tot andere Holocaust-musea, waarbij vaak donkere ruimtes worden gemaakt met de bedoeling een bepaald ongemak te laten voelen, was het doel van de architect om een licht gebouw te maken, dienend als 'canvas' voor de tentoonstellingen en verkondigend: 'Wat hier heeft plaatsgenomen is in het daglicht gebeurd.'
Het ontwerp voor de gevels is sterk beïnvloed door zowel de lokale architectuur als door de geschiedenis van de plek. De contouren van de oorspronkelijke gevel zijn teruggebracht ter herkenning van de schooltypologie. Het naastgelegen robuuste, expressieve metselwerk van de nieuwe gevel is een moderne uitwerking van de architectuur van de Amsterdamse School. De structuur van klaslokalen, gangen en het trappenhuis zijn hersteld, evenals de erfafscheiding, lokaal 1 en de brandgang, die deel uitmaakten van de ontsnappingsroute. Ook zijn er drie educatieruimten ingericht om het verhaal na te blijven vertellen aan de volgende generaties.