Ovink: ‘Economische ontwikkeling staat centraal’
27 oktober 2010, 10:04
Met het aantreden van het nieuwe kabinet is het ministerie van VROM opgegaan in het ministerie van Infrastructuur en Milieu. Architectenweb sprak met Henk Ovink, directeur Nationale Ruimtelijke Ordening, over de gevolgen van het kabinetsbeleid voor de ruimtelijke ordening in Nederland.
In het regeerakkoord van het kabinet van VVD en CDA wordt gesteld dat de ruimtelijke ordening zoveel mogelijk gedecentraliseerd wordt. Is het einde van de ruimtelijke ordening op de schaal van Nederland in zicht?
“Ook nu al is de ruimtelijke ordening vooral een regionale en lokale opgave. In het regeerakkoord staat natuurlijk niet dat er centraal geen ruimtelijke ordening meer is. De Wet Ruimtelijke ordening borgt dit ook. Op elk niveau – het rijk, de provincies, de gemeenten – is er hetzelfde instrumentarium gericht op de opgaven die er op dat niveau toe doen. Mooi in lijn met ‘je gaat erover, of je gaat er niet over’. In de Nota Ruimte staat: ‘decentraal wat kan, centraal wat moet.’ Het regeerakkoord geeft ons de opdracht om centraal te verscherpen en decentraal expliciet te maken. Er zijn zeker een aantal zaken die echt centraal geregeld moeten worden.”
“Het regeerakkoord vraagt ons om als rijksoverheid nog scherper te focussen, en om helder te decentraliseren. Met de Nota Ruimte was dit nog onvoldoende uitgekristalliseerd. De inhoud van de Nota Ruimte stamt eigenlijk uit 1999, voortgekomen uit het proces van de Vijfde Nota. Intussen is de wereld echt veranderd. We hebben te maken met grote opgaven op het gebied van klimaatverandering, vergrijzing, bereikbaarheid, krimp, energie, vestigingsklimaat, transformatie. En dat versterkt met de economische crisis. Dit complex aan opgaven en de ‘economy first’ opdracht vragen een stevig antwoord van de nationale ruimtelijke ordening.”
Valt de ruimtelijke ordening nu onder het ministerie van Infrastructuur en Milieu?
“Ja. Minister Melanie Schultz heeft er bewust voor gekozen om Ruimte op te nemen in haar portefeuille, in combinatie met infrastructuur. Wonen valt nu onder het ministerie van Binnenlandse Zaken.”
Hoe ziet uw agenda eruit?
“Er zijn drie hoofdthema’s: actualisatie en decentralisatie, vereenvoudiging van wet- en regelgeving, en uitvoering en MIRT. Allereerst de actualisatie. Waar gaat het nu echt om, wat zijn de opgaven van nationaal belang? Dan hebben we het over die plekken in Nederland waar we economisch het verschil kunnen maken. Dat zijn niet alleen de grote clusters, maar zeker ook de steden en hun nieuwe economie. Het gaat dan over bereikbaarheid: regionaal, nationaal en internationaal. Het gaat over veiligheid en over de kwaliteit van onze stedelijke en landelijke omgeving als vestigingsfactor van economische betekenis.”
“Vervolgens vraagt de decentralisatie ons om tot een heldere taakstelling te komen. Wat leggen we bij de provincies en gemeentes neer? Wat hoort daar natuurlijkerwijs bij, waar bemoeien we ons niet meer mee en wat moeten we nog in gezamenlijkheid aanpakken? Natuurlijk doen we dat in gezamenlijk overleg, maar het moment van kiezen en beslissen is dichtbij.”
“De wet- en regelgeving in Nederland is te complex geworden. Het moet eenvoudiger. Het kabinet heeft ons gevraagd flink aan de boom te schudden. Het kan effectiever, met meer synergie en samenhang. Ook moeten onze processen minder ingewikkeld worden. We maken opgaven vaak nodeloos complex. Natuurlijk is de wereld ingewikkeld, maar dat betekent nog niet dat wij daar als overheden nog een paar slagen bovenop hoeven te doen. Of het rijk, of de provincie, of de gemeente trekt aan een project, helder opdrachtgeverschap op elke schaal in elk project. Alleen als het niet anders kan werken we er samen aan. En met het MIRT (Meerjarenplan Infrastructuur Ruimte en Transport, red.) versterken we de samenhang in investeringen van ruimtelijke projecten zoals infrastructuur van water, weg en spoor, de woningbouw, natuur en de aanleg van bedrijventerreinen.”
Zijn er bestaande programma’s die onderbroken worden?
“Op veel inhoud wordt verder gestudeerd. Maar onder meer door de veranderde economische situatie spelen er nu ook andere vragen en opgaven. Neem de vraag om de steden te verdichten. Die vraag is gerelateerd aan de populariteit van onze steden, de veranderende economie, de vergrijzing en het mobiliteitsvraagstuk. Het verdienmodel van lukraak in de wei bouwen is failliet, het levert meer vraagstukken op en minder kwaliteit. De transformatie van de bestaande stad wordt steeds belangrijker.”
“De ruimtelijke ordening staat in het licht van economisch herstel en ontwikkeling. Hoe verdienen we er met z’n allen wat aan? De gebiedsontwikkeling heeft in de huidige situatie een heel ander tempo. Er wordt bij verschillende partijen flink huiswerk gedaan. Er is achterstallig onderhoud. De economische crisis dwingt ons om preciezer te zijn in de keuzes die we maken.”
“Daarbij moeten we blijvend aan de analyse werken: waar komen we vandaan, waar staan we nu en waar gaan en willen we naartoe. Die actualisatie is dit jaar bij VROM al ingezet ondermeer met de Mid Term Review van de Nota Ruimte en de Toekomstagenda Ruimte. Het regeerakkoord van VVD-CDA versterkt deze opdracht. Daarbij richt het onze aandacht op ‘economy first’, ruimtelijke ordening in het licht van de economische ontwikkeling.”
Welke onderwerpen houden Henk Ovink zelf bezig? Biedt de combinatie met infrastructuur ook kansen voor de ruimtelijke ordening. De antwoorden op deze en meer vragen leest u in de uitgebreidere versie van het interview met Henk Ovink in het decembernummer van AWM.