Beeldhouwatelier Frans van der Ven
6 mei 2003
Het gebouw bestaat uit een buiten- en een binnenvolume. Het buitenvolume (9,6x12,6x6,6m) is opgetrokken uit vlakke Cor-ten stalen platen en glas. De detaillering is er op gericht de twee deuren in de kopgevel te laten verdwijnen als ze dicht zijn, en de twee ramen als gaten in de gevel te benadrukken, waarbij de kozijnen onzichtbaar weggewerkt zijn. De gevelbekleding is omgezet bij de dakrand (geen daktrim), en de hoeken zijn gezet. Zo ontstaat een sterk helder blok dat via een sokkel in een grindbak staat.
Het binnenvolume (2,7x10,2x5,4m), opgetrokken uit transparant-wit behandeld OSB, bevat alle gevraagde secundaire functies (magazijn, gietruimte, slijpruimte, toilet, keuken, techniek en kantoor) ,staat behalve één kopgevel vrij in de ruimte en heeft twee verdiepingen. Een trap en vloer uit roostertreden maken de eerste verdieping bereikbaar. De ruimte die overblijft is de atelierruimte.
De eisen van de opdrachtgever bestonden buiten bovengenoemde ruimtes uit plaatselijk horizontaal (Noord) licht, verticaal diffuus licht en bij binnenkomst een ervaring van het gehele gebouw.
Het horizontale licht komt door het grote (2,4x4,8m) raam in de Noord-Westgevel. Het verticale licht komt door de lichtstraat die over de volle lengte van het gebouw boven de hoofdentree loopt. Dit licht komt vanachter en gedeeltelijk door (glazen ‘hap’ uit eerste verdieping) het houten volume. De grote taatsdeur (2,4x5,4m) geeft een binnen/buitenplek.
De wanden en plafonds zijn vrij van stopcontacten en lichtarmaturen. Kunstlicht komt uit drie breedstralers die via het plafond de gehele ruimte verlichten.
De opdracht is zo letterlijk mogelijk vertaald. De eenvoud ervan wordt weerspiegeld in de architectuur. Een kunstenaarsatelier is voor ons geen bedrijfsruimte, maar een rustige en eenvoudige plek waarin de verschillende lichtsoorten de belangrijkste rol spelen. Verder is het atelier zelf een ruimte die in principe leeg moet kunnen zijn. Dit vraagt aparte ruimtes voor opslag en productie. Het is van belang dat deze ruimtes direct bereikbaar zijn vanuit het atelier, maar geen enkele rol spelen bij de beleving van dit atelier. Deuren ‘bestaan niet’. Verder hoeven ‘kleine’ ruimtes niet klein te lijken; het facilitaire blok is een groot meubelstuk, waar licht en ruimte omheen spoelen. De restruimte, het atelier, lijkt hierdoor eerder groter dan kleiner. Buiten moet ook binnen kunnen zijn; de grote taatsdeur is geen deur, maar een muur die open kan. Buiten heeft niet alleen een horizon, maar vooral ook hoogte. Cor-ten staal geeft het gebouw een hele sterke, rijke uitstraling. Het blok lijkt massief, met daaruitgehakte ramen.
Bijzonderheden:
Het gebouw werd in 2001 tweede in de strijd om de architectuurprijs, tweejaarlijks uitgegeven door het Almeerse architectuurcentrum Casla.