Happel Cornelisse Verhoeven verbindt heden en verleden bij vernieuwing Museum De Lakenhal
18 juni 2019, 12:00
Museum De Lakenhal, in de binnenstad van Leiden, is gerestaureerd en uitgebreid naar ontwerp van Happel Cornelisse Verhoeven Architecten en Julian Harrap Architects. In gesprek met de directeur en architecten van het museum.
Voorplein ā Lakenhal ā Achterplein. Het herstel van die as, dat is de kern van de restauratie en uitbreiding van Museum De Lakenhal. Na lange tijd overdekt te zijn geweest, is het voorplein nu weer een buitenruimte. Ook ligt er een nieuw cafĆ© aan. In Lakenhal zelf is op de begane grond het ontvangstgebied ingericht, met balie en winkel. Hierachter ligt een overdekt achterplein, dat toegang biedt tot de verschillende gebouwdelen: de nieuwe tentoonstellingszalen, de 19e-eeuwse Harteveltzaal, en de 20e-eeuwse Papevleugel.
āHet achterplein, dat we nu weer de Achterplaats noemen, is het kloppende hart van het museumā, vertelt directeur Meta Knol. āHet is de plek waar de vier bouwdelen van het museum bij elkaar komen. Het is de plek van waaruit je op ontdekkingstocht gaat door het museum en waar je steeds weer terugkomt.ā
Dat de Achterplaats die centrale positie zou krijgen, was minder evident dan het nu lijkt. Voor de restauratie en uitbreiding stond daar namelijk de monumentale Joristrap, die de verdiepingen van de Lakenhal ontsloot en nauw verbonden was met de ontstaansgeschiedenis van het museum. Na allerlei andere functies gehad te hebben, ontstond in de 19e eeuw het idee om op de bovenste verdieping van de Lakenhal een stadsmuseum te realiseren. De Joristrap ontsloot die verdieping en markeert zo het startpunt van het museum.
De verplaatsing van de Joristrap, van de Achterplaats naar de westzijde van de Lakenhal, stuitte daarom op weerstand vanuit de hoek van monumentenzorg en kunsthistorie. Maar zowel de architectenbureaus als opdrachtgever waren overtuigd van de waarde een open Achterplaats. En het werkt: het geeft het museum de nodige āluchtā en zorgt voor overzicht.
Redactionele benadering bij restauratie
Happel Cornelisse Verhoeven was de ālead architectā voor de restauratie en uitbreiding van Museum De Lakenhal. Naast het bouwkundig ontwerp, ontwierpen zij ook het meubilair. Julian Harrap Architects was verantwoordelijk voor het restauratie-ontwerp. Het bureau is bekend van de restauratie van het Neues Museum in Berlijn.
āDe oude Lakenhal was een soort slagroomtaartā, zo omschrijft Knol de architectuur van de Lakenhal voorafgaand aan de renovatie. De pilasters en het timpaan van de voorgevel waren voorzien van dikke, felwitte verf. āHet gebouw zag eruit als een oude dame met een faceliftā, is de metafoor die Julian Harrap Architects gebruikt. āHet moest een respectabele vrouw op leeftijd worden.ā
In het metselwerk van de Lakenhal was, door het verouderde uiterlijk, de zeventiende eeuwse oorsprong van het gebouw goed te zien. Om de werkelijke leeftijd van het gebouw ook bij de zandstenen en houten elementen zichtbaar te maken, is eerst de dekkende verflaag verwijderd. Bij sommige oude gebouwen is het voldoende om de verf te verwijderen, geeft het architectenbureau aan, maar bij de Lakenhal kwam onder de verf een behoorlijk zwartgeblakerd gebouw te voorschijn. Een erfenis uit de tijd dat in de omgeving nog veel industrie gevestigd was.
Deze elementen zijn voorzien van een aantal lagen translucente minerale verf (keim) waarmee het uiterlijk van de zwartgeblakerde en ongeschonden delen met elkaar in harmonie werden gebracht. Het eindresultaat is een zandstenen uiterlijk met eenzelfde patina als het omliggende 17e eeuwse metselwerk.
Wat betreft de renovatie spreken de architecten van āeen redactionele benaderingā: per onderdeel is zorgvuldig bekeken en afgewogen wat nodig was om het heterogene gebouwencomplex tot een geheel te maken. Zo bleken de kolommen van de galerijen aan het voorplein na het verwijderen van de verf in perfecte staat ā daarom is daar verder weinig aan gedaan, terwijl andere onderdelen juist nog een extra behandeling nodig hadden.
Nieuwbouw als tijdreiziger
āHet kleur van het metselwerk van de nieuwbouw hebben we afgestemd op de kleur van de oude zandstenen gevelā, vertelt architect Ninke Happel, die het hele proces samen met bureaupartners Floris Cornelisse en Paul Verhoeven doorlopen heeft. āMet de keuze voor metselwerk leggen we ook bewust de verbinding met het metselwerk van de Lakenhal, maar we hebben dan wel weer gekozen voor een dubbel gebakken steen, wat in de zeventiende eeuw nog niet bestond.ā
āHet museum kent eigenlijk vier tijdlagenā, vat Happel het samen: āDe Lakenhal zelf stamt uit de 17e eeuw. Dan is er de Harteveltzaal die er in de 19e eeuw achter gebouwd is. Vervolgens is begin 20e eeuw de grote Papevleugel naast de Lakenhal verrezen. En nu hebben wij er een 21e eeuwse nieuwbouw aan toegevoegd.ā Ze vervolgt: āMaar we hebben er daarbij nadrukkelijk op ingezet dat de nieuwbouw de verschillende tijdlagen met elkaar zou verbinden, zoals een tijdreiziger dat zou doenā
De verbinding van heden en verleden heeft Happel Cornelisse Verhoeven op alle vlakken gelegd. Dat begint al aan de gracht, waar de smalle, dichte gevel van het cafĆ© een eigentijdse versie betreft van de net zo dichte gevel die hier voorheen stond. Maar het zit ām bijvoorbeeld ook in de betonterrazzovloer die zowel op de begane grond van de Lakenhal, als op de Achterplaats, als in de nieuwbouw te vinden is. Het is oud en nieuw tegelijkertijd.
Bij de twee nieuwe tentoonstellingszalen was vanzelfsprekend veel ruimte nodig voor de installaties. In plaats van het gehele plafond te verlagen, heeft het architectenbureau dit plafond geconstrueerd uit betonnen schaaldaken, die tussen de schalen in voldoende ruimte lieten voor de installaties. Happel vertelt trots: āMet deze constructie konden we de zalen anderhalve meter hoger maken. Maar konden we de installaties ook onzichtbaar maken.ā Voor wie goed kijkt: alleen een smalle toevoer van schone lucht en spanningsrails is zichtbaar.
De schaaldaken zelf zijn bovenin voorzien van een translucent vlak. In de kleinere tentoonstellingszaal komt hier daglicht doorheen, ondersteund door kunstlicht. In de grotere zaal, waar het werkgebouw boven ligt, komt hier alleen kunstlicht doorheen. Als motief ā koepel met bovenin licht ā zijn de schaaldaken eigentijdse echoās van de Harteveltzaal en de daglichtzalen in de Papevleugel.
De overkapping van De Achterplaats heeft Happel Cornelisse Verhoeven wat betreft zijn belijning ook zo eenvoudig mogelijk proberen te houden. Om een perfect horizontaal dak te kunnen maken, is de afwatering opgenomen in holle balken. Dat lijkt misschien overdreven, maar het betekent dat de Achterplaats een rustige en onnadrukkelijke ruimte is en zodoende een verbindende rol speelt in het ensemble van gebouwen.
Leids stadsmuseum
De vernieuwing van Museum De Lakenhal kent een lange voorgeschiedenis. āAl in de jaren ā50 van de vorige eeuw werd er gesproken over een uitbreiding van het museumā, vertelt Knol. āMaar doordat de gemeente Leiden het na de oorlog lange tijd niet breed had, zelfs decennialang onder curatele stond van het rijk, kwam het er niet van. Toen ik hier in 2009 als directeur aantrad, vond ik veel frustratie in het team, en een museum dat door vele inbreidingen volledig dichtgeslibd was.ā
Knol somt op wat ze in het gebouw tegenkwam: āDe installaties dateerden van de jaren ā70 en waren allang afgeschreven, het dak lekte op verschillende plekken, er was overal achterstallig onderhoud, er was geen auditorium, er was geen publieksruimte, en het voorplein was voorzien van een illegale overkapping.ā Die overkapping was voor zes maanden vergund, maar bleef uiteindelijk vijfentwintig jaar staan. Simpelweg omdat het museum niet zonder die ruimte kon.
Bij haar aantreden weerstond Knol de druk om vooral snel uit te breiden en heeft ze met haar team eerst naar de collectie gekeken. āOmdat er ook geen goed beeld meer was van het eigen geheugen, heb ik in 2010 alle geplande tentoonstellingen geannuleerd en hebben we in een jaar tijd in een publieke opstelling alle collectiestukken bekeken, schoongemaakt, gedocumenteerd en gedigitaliseerdā, kijkt Knol terug. āHierdoor konden we onze museale identiteit opnieuw definiĆ«ren en dat is sinsdien het vertrekpunt geweest voor al onze activiteiten.ā Heel veel meer bezoekers trekken was geen doel van de vernieuwing. Knol: āDe kwaliteit van het bezoek staat centraal, niet de kwantiteit.ā
Museum De Lakenhal is het gemeentelijk museum van Leiden en heeft een zeer diverse collectie die als gemene deler heeft dat het uit Leidse bronnen afkomstig is. Zoals schilderijen van Rembrandt uit zijn Leidse periode, van Theo van Doesburg die er De Stijl oprichtte, en het beroemde Laatste Oordeel door Lucas van Leyden.
Maar daarnaast heeft het museum bijvoorbeeld ook veel āaard en nagelvaste kunstwerkenā ā veelal bouwkundige elementen die uit gesloopte gebouwen in Leiden een plek hebben gekregen in het museumgebouw. Een aantal hiervan is te zien in de galerijen aan het voorplein. Enkele van de ramen en deuren aan het achterplein komen ook ergens anders vandaan. Bovenin de Lakenhal is zelfs een oude schuilkerk grotendeels herbouwd.
Uiteindelijk wordt de collectie gepresenteerd in zeven verhalen die de kunst, kunstnijverheid en geschiedenis van Leiden belichten, van 1300 tot nu. Interessant aan deze opstellingen is dat ze niet geordend zijn op afdeling, periode of type kunstwerk, maar dat Leidse themaās leidend zijn. Via een app met beeldherkenning kunnen bezoekers bij veel objecten een gesproken toelichting oproepen, zodat ze de bijschriftbordjes niet meer hoeven te lezen. āMuseum De Lakenhal is echt een collectiemuseumā, aldus Knol. āMaar daarnaast wilden we ook ruimte maken voor niet al te grote, tijdelijke tentoonstellingen. Als model hadden we het V&A in Londen in gedachten, die dat ook zo doet.ā
Bij de restauratie en uitbreiding vond Knol het belangrijk dat de eigenheid van de verschillende bouwdelen behouden zou blijven en dat het unieke karakter van het museum versterkt zou worden. De eerste uitvraag voor de architectenselectie die het erbij betrokken adviesbureau opgestelde, gooide ze dan ook resoluut in de prullenbak. āDat had een museum opgeleverd zoals we die al meer hebben in Nederlandā, vertelt Knol. āIn een aantal workshops hebben we de uitvraag daarom herschreven, om ook visies toe te laten van andere, jongere architectenbureaus.ā
Door samen te werken met het gerenomeerde Julian Harrap Architects voldeed het destijds jonge Happel Cornelisse Verhoeven aan de nieuwe, verlaagde, maar vooral meer inhoudelijke eisen. āEr zat een raadseltje in de uitvraag dat ging over de gevraagde en beschikbare ruimteā, lacht Knol. āEn Happel Cornelisse Verhoeven liet zien de opgave helemaal begrepen te hebben.ā
Werkgebouw
Aan de zijde van de Lammermarkt, wat voor het publiek de achterzijde van het museum is, heeft Happel Cornelisse Verhoeven een werkgebouw ontworpen. Hierin zit ā naast de nieuwe tentoonstellingszalen ā de expeditie, het archief, de museumbibliotheek, de werkplaats, de atelierruimtes en twee lagen met de museumkantoren.
Het werkgebouw is flink hoger dan zijn directe omgeving. āDoor de erkers ontstaat een huismotief in de plint, die als het ware het profiel van de huizen ernaast doorzet. Erboven hebben we een alzijdig volume ontworpen zoals industriĆ«le gebouwen hier in de omgeving ten tijde van de industrialisatie ook vaak haddenā, vertelt Happel. Het gebouw heeft een eigenzinnig uiterlijk met een zorgvuldige baksteentoepassing. āDe eerste steen waarmee de erkers uit de straatwand groeien, is ook de vormsteen voor het vertande metselwerk.ā
Met zijn opvallende verschijning aan de Lammermarkt verhoudt het museum zich tot het nieuwe plein hier, de molen die eraan ligt, maar ook tot de verderop gelegen hogere bebouwing rond het stationsgebied, zoals de woontorens die Neutelings Riedijk Architecten daar ontworpen heeft. āHet is een gebouw dat brutaal zijn plek inneemtā, bevestigt Happel. āMaar ook een gebouw dat, als je het benadert, interessant blijft door een zorgvuldige detaillering en stapeling van bouwelementen.ā
Onderin de gevel is ook een grote raamopening opgenomen. Hier wordt voorbijgangers een blik gegund in de grootste nieuwe tentoonstellingsruimte. Knol: āZo is het echt het stadsmuseum van Leiden.ā